English
Detailed Translations for bindweed from English to Dutch
bindweed: (*Using Word and Sentence Splitter)
- bind: binden; vastmaken; vastbinden; knevelen; bevestigen; verbinden; knopen; aan elkaar knopen; samenbinden; aaneenbinden; stoppen; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; vastsjorren; vastknopen; aan elkaar binden; strikken; in de val laten lopen; samenschikken
- weed: wiet; hennep; stuff; weed; marihuana; wied; wieden; schoffelen; slappeling; slappe vent; woekerplant; ganja
- BIND: Berkeley Internet Name Domain; BIND
bindweed:
Dutch