Summary
English to Dutch: more detail...
- accost:
-
Wiktionary:
- accost → aanklampen
- accost → aanspreken, aanbinden, aanvangen, beginnen, stoten op, zich stoten aan, aankaarten, aansnijden, aan land gaan, landen, aanlanden, aanklampen, toespreken, enteren, aanhaken, vasthaken, aan komen lopen, aanpakken, beginnen met, toetreden, aan wal komen, interpelleren
English
Detailed Translations for accost from English to Dutch
accost:
-
accost (address; come up to)
– speak to someone 1
Translation Matrix for accost:
Noun | Related Translations | Other Translations |
aanspreken | addressing; approaching; speak to; speaking to | |
toespreken | addressing; approaching; harangueing; speak to; speaking to; speeching | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
aanspreken | accost; address; come up to | appeal to the sentiment |
toespreken | accost; address; come up to | |
- | hook; solicit |
Synonyms for "accost":
Related Definitions for "accost":
Wiktionary Translations for accost:
accost
Cross Translation:
verb
-
to approach and speak to boldly or aggressively, as with a demand or request
- accost → aanklampen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• accost | → aanspreken | ↔ ansprechen — anfangen mit jemandem zu sprechen; mit jemandem ein Gespräch beginnen |
• accost | → aanbinden; aanvangen; beginnen; stoten op; zich stoten aan; aankaarten; aansnijden; aan land gaan; landen; aanlanden; aanklampen; aanspreken; toespreken; enteren; aanhaken; vasthaken; aan komen lopen; aanpakken; beginnen met; toetreden; aan wal komen | ↔ aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre. |
• accost | → interpelleren; aanklampen; aanspreken; toespreken | ↔ interpeller — Interpeller |