English

Detailed Translations for accost from English to Dutch

accost:

accost verb

  1. accost (address; come up to)
    – speak to someone 1
    aanspreken; toespreken
    • aanspreken verb (spreek aan, spreekt aan, sprak aan, spraken aan, aangesproken)
    • toespreken verb (spreek toe, spreekt toe, sprak toe, spraken toe, toegesproken)

Translation Matrix for accost:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanspreken addressing; approaching; speak to; speaking to
toespreken addressing; approaching; harangueing; speak to; speaking to; speeching
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanspreken accost; address; come up to appeal to the sentiment
toespreken accost; address; come up to
- hook; solicit

Synonyms for "accost":


Related Definitions for "accost":

  1. approach with an offer of sexual favors1
  2. speak to someone1

Wiktionary Translations for accost:

accost
verb
  1. to approach and speak to boldly or aggressively, as with a demand or request

Cross Translation:
FromToVia
accost aanspreken ansprechen — anfangen mit jemandem zu sprechen; mit jemandem ein Gespräch beginnen
accost aanbinden; aanvangen; beginnen; stoten op; zich stoten aan; aankaarten; aansnijden; aan land gaan; landen; aanlanden; aanklampen; aanspreken; toespreken; enteren; aanhaken; vasthaken; aan komen lopen; aanpakken; beginnen met; toetreden; aan wal komen aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre.
accost interpelleren; aanklampen; aanspreken; toespreken interpeller — Interpeller