Summary
English to Dutch: more detail...
- adjective:
-
Wiktionary:
- adjective → bijvoeglijk naamwoord, adjectief, adjectivum
- adjective → formeel, adjectivisch, bijvoeglijk
- adjective → adjectief, bijvoeglijk naamwoord
English
Detailed Translations for adjectives from English to Dutch
adjective:
-
adjective (adj.)
– of or relating to or functioning as an adjective 1
-
the adjective (adj.)
– the word class that qualifies nouns 1
Translation Matrix for adjective:
Noun | Related Translations | Other Translations |
adjectief | adj.; adjective | |
bijvoeglijk naamwoord | adj.; adjective | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
adjectivisch | adj.; adjective | |
bijvoeglijk | adj.; adjective | |
- | adjectival; procedural | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
adjectivistisch | adj.; adjective |
Related Words for "adjective":
Synonyms for "adjective":
Antonyms for "adjective":
Related Definitions for "adjective":
Wiktionary Translations for adjective:
adjective
Cross Translation:
noun
adjective
-
(grammar) a word that modifies a noun or describes a noun’s referent
- adjective → bijvoeglijk naamwoord; adjectief
-
methods of enforcement and rules of procedure
- adjective → formeel
-
functioning as an adjective
- adjective → adjectivisch; bijvoeglijk
noun
-
een woordsoort dat wordt gebruikt om een eigenschap of hoedanigheid van een zelfstandig naamwoord te benoemen
-
een woordsoort die wordt gebruikt om een eigenschap of hoedanigheid van een zelfstandig naamwoord te benoemen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• adjective | → adjectief; bijvoeglijk naamwoord | ↔ adjectif — Grammaire (1) |