Summary
English
Detailed Translations for bunch up from English to Dutch
bunch up: (*Using Word and Sentence Splitter)
- bunch: partij; bepaalde hoeveelheid; hoop; berg; kluit; bundel; bosje; schoof; groep; troep; accumulatie; samenscholing; massa; bende; menigte; horde; schare; drom
- up: op; naar boven; bij; erbij; erop; aan; druk; geanimeerd; drukpratend; omhoog; opwaarts; naar boven toe
bunch up:
Translation Matrix for bunch up:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | bunch; bunch together; bundle; clump; cluster |