English
Detailed Translations for butt joint from English to Dutch
butt joint: (*Using Word and Sentence Splitter)
- butt: greep; kolf; bak; pot; ton; vat; emmer; kuip; fust; barrel; teil; sigaret; peuk; stinkstok; geweerkolf; uitgedrukte sigaret; risee
- joint: gewricht; verbinding van beenderen; algemeen; gemeenschappelijk; meer personen betreffend; knoop; draai; lus; kronkel; kink; lusvormige kromming; verbonden; samenhangend; verenigd; aaneengesloten; een eenheid vormend; las; lasnaad; welnaad; geleding; verbinding van lichaamsdelen; gelid; rij manschappen; stickie; gewrichtsknobbel
butt joint:
Translation Matrix for butt joint:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | butt |