Home ->Dictionaries ->English/Dutch ->Translate cakes

Translate cakes from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

cakes:
- koeken
cake:
- gebak; taart; cake; gebakje; taartje; korstgebak
- vastkoeken
Wiktionary:
- cake → vastkoeken, bedekken
- cake → stuk, blok, taart, cake, gebak, koek
- cake → taart, cake, koek

English

Detailed Translations for cakes from English to Dutch

cakes:

cakes [the ~] noun

the cakes
de koeken
- koeken [de ~] noun, plural

Translation Matrix for cakes:

Noun	Related Translations	Other Translations
koeken	cakes
Verb	Related Translations	Other Translations
koeken		cake on; crust
Other	Related Translations	Other Translations
-	buns

Related Words for "cakes":

cake

cakes form of cake:

cake [the ~] noun

the cake (pastry; patisserie)
de gebak; de taart
- gebak [de ~] noun
- taart [de ~] noun
the cake
de cake
- cake [de ~ (m)] noun
the cake (pastry; cup cake)
het gebakje; het taartje
- gebakje [het ~] noun
- taartje [het ~] noun
the cake (pie; tart; pastry)
korstgebak
- korstgebak [znw.] noun

cake verb

cake (stick)
vastkoeken
- vastkoeken verb (koek vast, koekt vast, koekte vast, koekten vast, vastgekoekt)

Translation Matrix for cake:

Noun	Related Translations	Other Translations
cake	cake
gebak	cake; pastry; patisserie
gebakje	cake; cup cake; pastry
korstgebak	cake; pastry; pie; tart
taart	cake; pastry; patisserie	old hag; old person
taartje	cake; cup cake; pastry
-	bar; patty
Verb	Related Translations	Other Translations
vastkoeken	cake; stick
-	coat

Related Words for "cake":

caking, caked, cakes

Synonyms for "cake":

bar; block
patty; dish
baked goods
coat; cover; spread over

Related Definitions for "cake":

a block of solid substance (such as soap or wax)¹
baked goods made from or based on a mixture of flour, sugar, eggs, and fat¹
small flat mass of chopped food¹
form a coat over¹

Wiktionary Translations for cake:

cake

verb

Coat with a crust
- cake → vastkoeken; bedekken

noun

a block of solid material
- cake → stuk; blok
a sweet dessert
- cake → taart; cake; gebak

cake

noun

voeding|nld een baksel uit de oven met als belangrijkste ingrediënt deeg. Er zijn veel varianten, bijvoorbeeld met chocola, rozijnen of glazuur
- koek → cake; cookie; biscuit; gingerbread
cirkelvormig gebak
- taart → pie; cake; tart

Cross Translation:

From	To	Via
• cake	→ taart	↔ Kuchen — ein süßes Gebäck; aus backen Teig bestehendes Nahrungsmittel beziehungsweise Genussmittel
• cake	→ cake; koek	↔ gâteau — Pâtisserie

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University