English
Detailed Translations for close at hand from English to Dutch
close at hand: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Close: Sluiten
- close: afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken; dichtmaken; toetrekken; gelijk; vlak; strak; glad; plat; egaal; effen; geslepen; vlakuit; benauwd; muf; drukkend; bedompt; gehecht; verknocht; stoppen; dichten; dichtstoppen; dichtgaan; toevallen; dichtvallen; zich sluiten; eindig; vergankelijk; voorbijgaand; toedraaien; ternauwernood; rakelings; dichtbij; vlakbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen
- at: te; via; ter; bij; erbij; erop; in; aan; tot; totdat; tot bij; naar; ergens naartoe; à; ten; ten huize van
- hand: hand; poot; klauw; jat; knuist; wijzer; geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; medewerker; werknemer; arbeider; personeelslid; werkkracht; arbeidskracht; klerk; reiken; aanbieden; handje; werker; werkman; knecht; handdruk; boerenknecht; hulpje
close at hand:
Translation Matrix for close at hand:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
- | at hand; imminent; impendent; impending | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | kindred |