Summary
English to Dutch: more detail...
-
constrain:
-
Wiktionary:
constrain → forceren, opdringen, begrenzen, beknotten, beperken, beperkingen opleggen aan - User Contributed Translations for constrain:
beperken, beperking, vasthouden -
Synonyms for "constrain":
restrain; encumber; cumber; restrict; trammel; limit; bound; confine; throttle
stiffen; tighten; tighten up
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for constrain from English to Dutch
constrain: (*Using Word and Sentence Splitter)
- con: oplichting; oplichterij; zwendel; zwendelarij; gezwendel; neppen; verlakkerij
- strain: moeite; last; inspanning; soesa; spanning; strakheid; gespannenheid; poging; strekken; concentratie; bloeddruk; krachtsinspanning; fysieke inspanning; tensie; ingespannenheid
- train: ontwikkelen; opleiden; scholen; trainen; africhten; dresseren; dier africhten; harden; coachen; bekwamen; sleep; oefenen; repeteren; treinstel; leren; studeren; blokken; inlichten; voorlichten; onderrichten; karavaan; trein; onderwijzen; bijbrengen; doceren; spoortrein
constrain:
Translation Matrix for constrain:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | cumber; encumber; restrain; stiffen; tighten; tighten up |
Synonyms for "constrain":
Related Definitions for "constrain":
Wiktionary Translations for constrain:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• constrain | → forceren; opdringen | ↔ contraindre — obliger quelqu’un par force, par violence ou par quelque grave considération, à faire quelque chose contre son gré. |
• constrain | → begrenzen; beknotten; beperken; beperkingen opleggen aan | ↔ limiter — Servir de ligne de démarcation à un terrain, à un pays. |
User Contributed Translations:
Word | Translation | Votes |
---|---|---|
constrain | beperken | 35 |
constrain | beperking | 7 |
constrain | vasthouden | 5 |
External Machine Translations: