English
Detailed Translations for crosspiece from English to Dutch
crosspiece: (*Using Word and Sentence Splitter)
- cross: overschrijden; kruis; gebaar na gebed; kruisvorm; boos; kwaad; giftig; nijdig; verbolgen; gebelgd; vertoornd; tegenwerken; dwarsbomen; dwarsliggen; kruisje; teleurstellen; tegenvallen; afvallen; benadelen; ontgoochelen; frustreren; duperen; laten zakken; kruisbeeld; crucifix; oversteken; narrig
- piece: deel; stuk; gedeelte; part; fractie; stukje; eindje; partje; fragmentje; klein stukje; snippertje; mooi persoon; speelstuk; aandeel; plakje; schijfje; klontje; klompje; klontertje; brokje; kleine brok; artikel
crosspiece:
Translation Matrix for crosspiece:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | crossbeam; trave; traverse |