Summary


English

Detailed Translations for debark from English to Dutch

debark:

debark verb

  1. debark (go ashore; disembark)
    debarkeren; aan land gaan; ontschepen; aan wal gaan
    • debarkeren verb (debarkeer, debarkeert, debarkeerde, debarkeerden, gedebarkeerd)
    • ontschepen verb (ontscheep, ontscheept, ontscheepte, ontscheepten, ontscheept)
    • aan wal gaan verb (ga aan wal, gaat aan wal, ging aan wal, gingen aan wal, aan wal gegaan)
  2. debark (graze; strip; fleece; skin)
    stropen; ontvellen
    • stropen verb (stroop, stroopt, stroopte, stroopten, gestroopt)
    • ontvellen verb (ontvel, ontvelt, ontvelde, ontvelden, ontveld)

Translation Matrix for debark:

NounRelated TranslationsOther Translations
ontvellen abrasion; graze
VerbRelated TranslationsOther Translations
aan land gaan debark; disembark; go ashore
aan wal gaan debark; disembark; go ashore
debarkeren debark; disembark; go ashore
ontschepen debark; disembark; go ashore
ontvellen debark; fleece; graze; skin; strip
stropen debark; fleece; graze; skin; strip bone; flay; poach; skin
- disembark; set down

Related Words for "debark":


Synonyms for "debark":


Antonyms for "debark":


Related Definitions for "debark":

  1. go ashore1