English
Detailed Translations for home run from English to Dutch
home run: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Home: Thuis; Home; Startpagina; Start
- home: huis; verblijf; stulp; optrekje; woonplaats; woning; residentie; woonhuis; thuis; honk; inrichting; gesticht; gekkenhuis; psychiatrische inrichting; dolhuis; krankzinnigengesticht; krankzinnigeninrichting; verzorgingstehuis; verzorgingshuis
- run: rennen; hardlopen; lopen; stromen; loop; hardloopwedstrijd; beheren; besturen; administreren; aanval; offensief; run; bestorming; stormloop; attaque; stormaanval; racen; hollen; sprinten; pezen; draven; hard rennen; gaan; zich begeven; vloeien; in stralen lopen; vervagen; vervloeien; in elkaar overlopen; ladder; stormlopen; runs; ladder in kous; ladderen; gutsen; gulpen; in stromen neerstorten
home run:
Translation Matrix for home run:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | bell ringer; bull's eye; homer; mark |
Synonyms for "home run":
Related Definitions for "home run":
External Machine Translations: