English
Detailed Translations for measure out from English to Dutch
measure out: (*Using Word and Sentence Splitter)
- measure: maatregel; voorziening; schikking; meten; peilen; opmeten; diepte bepalen; maat; mate; afmeting; grootte; omvang; formaat; dimensie; standaard; norm; maatstaf; beslissing; raadsbesluit; maatbeker; gematigdheid; matigheid; ingetogenheid; stemmigheid; maateenheid
- out: over; uit; klaar; afgelopen; voorbij; af; gereed; voltooid; geëindigd; afgedaan; van; vanuit; vanaf nu; vanaf deze plaats; eruit; weg; ertussenuit; er op uit; er uit; daaruit; op stap
measure out:
Translation Matrix for measure out:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | measure; mensurate | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | measure |