Summary
English to Dutch: more detail...
- nicest:
-
nice:
- leuk; aangenaam; prettig; plezierig; behaaglijk; fijn; plezant; aardig; bevallig; charmant; mooi; knap; goed ogend; welgevallig; attractief; fraai; lekker; sympathiek; lief; gracieus; sierlijk; elegant; jofel
-
Wiktionary:
- nice → goed zo, netjes, mooi
- nice → fijn, fijne, lekkere, aangenaam, aangename, lekker, knappe, knap, mooie, mooi, aantrekkelijke, aantrekkelijk, leuk, aardig, gezellig
- nice → aangenaam, behaaglijk, genoeglijk, heerlijk, plezierig, prettig, aardig, beminnelijk, lief, vriendelijk, voorkomend, goed, okee, kostelijk, overheerlijk, fijn, lekker, smakelijk, van goede smaak getuigend, innemend, sympathiek, zielsverwant
English
Detailed Translations for nicest from English to Dutch
nicest:
-
nicest (most beautiful; prettiest; loveliest; best)
-
nicest
Translation Matrix for nicest:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
lekkerste | nicest | |
mooist | best; loveliest; most beautiful; nicest; prettiest | |
mooiste | best; loveliest; most beautiful; nicest; prettiest |
Related Words for "nicest":
nicest form of nice:
-
nice (pleasant; lovely; easy going; good)
-
nice (charming; appealing; sweet; lovely; endearing; congenial; winsome; alluring; likable; engaging; entrancing; attractive)
-
nice (good looking; beautiful; pretty; charming; lovely; handsome; snap; good-looking; personable)
mooi; knap; goed ogend; welgevallig; attractief; fraai-
mooi adj
-
knap adj
-
goed ogend adj
-
welgevallig adj
-
attractief adj
-
fraai adj
-
-
nice (pleasant; enjoyable; agreeable)
-
nice (sympathetic; appealing; engaging; congenial; winsome; likable; endearing)
-
nice (beloved; cute; dear; sweet)
-
nice (graceful; dainty; sophisticated; refined; petite; lovely; slight; elegant; stylish; pretty; handsome; personable; snap)
-
nice (pleasant)
Translation Matrix for nice:
Related Words for "nice":
Synonyms for "nice":
Antonyms for "nice":
Related Definitions for "nice":
Wiktionary Translations for nice:
nice
Cross Translation:
interjection
adjective
nice
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nice | → aangenaam; behaaglijk; genoeglijk; heerlijk; plezierig; prettig | ↔ agréable — Qui procure un sentiment de légère gaieté, de bonheur ou encore de bien-être. |
• nice | → aardig; beminnelijk; lief; vriendelijk; voorkomend | ↔ aimable — Qui mériter d’aimer. |
• nice | → goed; okee | ↔ bon — À trier |
• nice | → heerlijk; kostelijk; overheerlijk; fijn; lekker; smakelijk; van goede smaak getuigend | ↔ savoureux — Qui a une bonne saveur, une saveur agréable. |
• nice | → innemend; sympathiek; zielsverwant | ↔ sympathique — Relatif à la sympathie. |