English
Detailed Translations for place setting from English to Dutch
place setting: (*Using Word and Sentence Splitter)
- place: plaatsen; zetten; leggen; neerleggen; neerzetten; deponeren; stationeren; plek; locatie; plaats; gebied; regio; streek; gewest; oord; gouw; landstreek; aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; onderbrengen; huisvesten; herbergen; onderdak geven; onderdak verschaffen; iemand onderdak verlenen; bijzetten; situeren; zich afspelen; wegleggen; hoek; stekkie; navigatieplaats
- set: plaatsen; zetten; leggen; neerleggen; neerzetten; deponeren; stationeren; set; strakgespannen; bepaalde hoeveelheid; wedstrijd; partij; pot; strijd; concours; koppel; stel; span; inklinken; groep van twee of meer; ondergaan; strak; situeren; zinken; star; zich afspelen; verstard; onder water gaan; groep; hoop; troep; bende; initiëren; op gang brengen; accumulatie; samenscholing; synchroniseren; gelijkzetten; manche; onderonsje; kliek; stremmen; stijf worden; benoemde set
- setting: zetten; zetwerk; zetsels; zetting; juweel zetting; instelling
place setting:
Translation Matrix for place setting:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | setting |