Summary
English to Dutch: more detail...
-
present:
- aanwezig; present!; tegenwoordig; hedendaags; van nu; huidig; van vandaag; momenteel; modern; eigentijds; tijdseigen
- presenteren; laten zien; tonen; vertonen; aanbieden; indienen; aanbevelen; voordragen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; exposeren; tentoonstellen; voor ogen brengen; beschenken; begiftigen; bedelen; naar voren brengen; opperen; poneren; opgevoerd worden
- cadeau; geschenk; kado; aardigheid; presentje; present; aardigheidje; o.t.t.; onvoltooid tegenwoordige tijd
-
Wiktionary:
- present → tegenwoordig, huidig, aanwezig, present
- present → heden, huidige tijd, gift, kado
- present → voorstellen, presenteren, toewijzen
- present → geschenk, cadeau, gift, vooralsnog, onderhavig, tonen, in de mode, mode-, in zwang, modieus, actueel, tegenwoordig, huidig, donatie, schenking, indienen, presenteren, vertonen, voorstellen, aanbieden, spelen, te koop aanbieden, offeren, opofferen, cadeau geven, schenken, aanwezig, present, praesens, tegenwoordige tijd, heden
English
Detailed Translations for presentment from English to Dutch
presentment:
Translation Matrix for presentment:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | demonstration; notification; presentation |
Synonyms for "presentment":
Related Definitions for "presentment":
presentment form of present:
-
present (present!; here)
-
present
tegenwoordig; hedendaags; van nu; huidig; van vandaag-
tegenwoordig adj
-
hedendaags adj
-
van nu adj
-
huidig adj
-
van vandaag adj
-
-
present (current)
huidig; momenteel; tegenwoordig; van vandaag-
huidig adj
-
momenteel adj
-
tegenwoordig adj
-
van vandaag adj
-
-
present (contemporary; nowadays; modern; present-day; of today; new)
-
present (characteristic of its time; contemporary; nowadays; present-day; of today)
tijdseigen-
tijdseigen adj
-
-
to present (show; offer)
-
to present (offer; hand in; hand over)
-
to present (recommend; nominate; suggest; propose; consider; advise; elect; appoint)
-
to present (exhibit; display; parade; be on show)
-
to present (gift; endow)
-
to present (propose; raise; bring forward; initiate; bring in; introduce; nominate)
naar voren brengen; opperen; poneren-
naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
-
-
to present (perform; put on stage)
opgevoerd worden-
opgevoerd worden verb (word opgevoerd, wordt opgevoerd, werd opgevoerd, werden opgevoerd, opgevoerd geworden)
-
Conjugations for present:
present
- present
- present
- presents
- present
- present
- present
simple past
- presented
- presented
- presented
- presented
- presented
- presented
present perfect
- have presented
- have presented
- has presented
- have presented
- have presented
- have presented
past continuous
- was presenting
- were presenting
- was presenting
- were presenting
- were presenting
- were presenting
future
- shall present
- will present
- will present
- shall present
- will present
- will present
continuous present
- am presenting
- are presenting
- is presenting
- are presenting
- are presenting
- are presenting
subjunctive
- be presented
- be presented
- be presented
- be presented
- be presented
- be presented
diverse
- present!
- let's present!
- presented
- presenting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the present (gift; offering)
-
the present (little present; little something)
-
the present (present tense)
– a verb tense that expresses actions or states at the time of speaking 1
Translation Matrix for present:
Related Words for "present":
Synonyms for "present":
Antonyms for "present":
Related Definitions for "present":
Wiktionary Translations for present:
present
Cross Translation:
adjective
present
-
pertaining to the current time
- present → tegenwoordig; huidig
-
in the immediate vicinity
- present → aanwezig
-
current time
- present → heden; huidige tijd
-
bring into the presence of
- present → voorstellen; presenteren
-
give (someone) as gift or award
- present → toewijzen
adjective
-
tegenwoordig zijn, er zijn (van mensen)
-
bij het heden behorend
-
aanwezig
-
geld of een voorwerp dat gegeven wordt en waarvoor men niets terug verlangt
-
iets dat men iemand geeft, meestal ter gelegenheid van een speciale gebeurtenis
-
op een goed voorbereide wijze aanbieden aan anderen
-
een beeld geven
Cross Translation: