English
Detailed Translations for race driver from English to Dutch
race driver: (*Using Word and Sentence Splitter)
- race: loop; hardloopwedstrijd; stam; volksstam; race; motorracen; wedloop; wedren; racen; rennen; hardlopen; hollen; sprinten; pezen; draven; hard rennen; hardloperij; wedloop van hardlopers; hardrijden; snel gaan; sjezen
- drive: rijden; karren; motor; aandrijving; autorijden; opwekken; stimuleren; aansporen; prikkelen; aandrijven; opkrikken; sturen; reis; zenden; gang; tocht; uitstapje; rit; excursie; toer; tournee; dagreis; aan het stuur zitten; oprit; oprijlaan; inrit; kracht; energie; daadkracht; werklust; momentum; fut; puf; esprit; heien; uitje; trip; tochtje; toertje; dynamiek; voortstuwing; stuwkracht; drift; instinct; aandrift; stimulans; prikkel; impuls; opzwepen; mennen; een paard mennen; sterk prikkelen; aanzetten; berijden; klopjacht; drijfjacht; heenrit; station; rijtoer; rijtochtje; diskettestation; schijfstation
- driver: chauffeur; bestuurder; rijder; wagenbestuurder; apparaatstuurprogramma; stuurprogramma
race driver:
Translation Matrix for race driver:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | automobile driver; racer |