English
Detailed Translations for relative-in-law from English to Dutch
relative-in-law: (*Using Word and Sentence Splitter)
- relate: relateren; spreken; praten; kletsen; klappen; babbelen; kakelen; zwammen; kwebbelen; kwetteren; kwekken; wauwelen; snateren
- relative: relatief; betrekkelijk; familielid; bloedverwant; desbetreffend; het relevante wetsartikel
- in: te; in; bij; erbij; erop; aan; ten; ten tijde van; tussenbeide
- law: wet; politie; rechten; politiemacht
relative-in-law:
Translation Matrix for relative-in-law:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | in-law |