English
Detailed Translations for right-hand man from English to Dutch
right-hand man: (*Using Word and Sentence Splitter)
- right: goed; correct; juiste; recht; gerechtigheid; rechts; gelijk; waar; precies; juist; uitgerekend; kloppend; akkoord; in orde; mee eens; zoëven; eerlijk; fair; geschikt; passend; gepast; geëigend; rechtsaf; rechtsom
- hand: hand; poot; klauw; jat; knuist; wijzer; geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; medewerker; werknemer; arbeider; personeelslid; werkkracht; arbeidskracht; klerk; reiken; aanbieden; handje; werker; werkman; knecht; handdruk; boerenknecht; hulpje
- man: man; gast; kerel; vent; gozer; knul; knakker; manspersoon; persoon; iemand; mens; wezen; individu; mensenkind; bemannen; goser; schijf; butler; kamerbediende; damschijf; kamerdienaar; herenknecht
right-hand man:
Translation Matrix for right-hand man:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | chief assistant; man Friday | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | factotum; maid-of-all-work |