Translate shrubs from English to Dutch

English

Detailed Translations for shrubs from English to Dutch

the shrubs
struikjes; de bosjes
- struikjes [znw.] noun
- bosjes [de ~] noun, plural
the shrubs (brushwood; scrub; bush; privet)
het struweel; het struikgewas; de struiken
- struweel [het ~] noun
- struikgewas [het ~] noun
- struiken [de ~] noun, plural
the shrubs (bushes)
de struiken; de heesters
- struiken [de ~] noun, plural
- heesters [de ~] noun, plural
the shrubs (bushes)
het struikgewas
- struikgewas [het ~] noun
the shrubs (thicket; hedge; bush; grove; privet)
het kreupelbos; het kreupelhout
- kreupelbos [het ~] noun
- kreupelhout [het ~] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
bosjes	shrubs	bunches; bundles
heesters	bushes; shrubs
kreupelbos	bush; grove; hedge; privet; shrubs; thicket	coppiced woodland
kreupelhout	bush; grove; hedge; privet; shrubs; thicket
struiken	brushwood; bush; bushes; privet; scrub; shrubs
struikgewas	brushwood; bush; bushes; privet; scrub; shrubs
struikjes	shrubs
struweel	brushwood; bush; privet; scrub; shrubs