Summary
English to Dutch: more detail...
- start off:
-
Wiktionary:
- start off → starten, vertrekken, afrijden, uitlopen, uitvaren, wegrijden, afgaan, weggaan, zich verwijderen, afvuren, losbranden, opstappen, op weg gaan, tijgen, aan de gang brengen
English
Detailed Translations for start-off from English to Dutch
start-off:
Translation Matrix for start-off:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | kickoff; send-off |
Synonyms for "start-off":
Related Definitions for "start-off":
start off:
Translation Matrix for start off:
Verb | Related Translations | Other Translations |
initiëren | initiate; set; start off | |
op gang brengen | initiate; set; start off |
Wiktionary Translations for start off:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• start off | → starten; vertrekken | ↔ démarrer — Mettre en marche, en mouvement ou commencer. (Sens général). |
• start off | → afrijden; uitlopen; uitvaren; vertrekken; wegrijden; starten; afgaan; weggaan; zich verwijderen; afvuren; losbranden; opstappen; op weg gaan; tijgen; aan de gang brengen | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |