Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
francohablante:
-
Wiktionary:
francohablante → Franstalige, Franstalig
-
Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for francohablante from Spanish to Dutch
francohablante: (*Using Word and Sentence Splitter)
- franco: gratis; kosteloos; voor niets; pro deo; zonder kosten; vrij; openhartig; ronduit; vrijuit; onomwonden; vrijelijk; onverholen; onbewimpeld; franc; open; frank; rechttoe; eerlijk; oprecht; franco; onbevangen; volmondig; onbelemmerd; rondborstig; vrachtvrij; fideel; onverhuld; trouwhartig; ongeveinsd
- hablante: speaker
Wiktionary Translations for francohablante:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• francohablante | → Franstalige | ↔ Francophone — A speaker of French |
• francohablante | → Franstalig | ↔ francophone — Qui parle habituellement le français. |