Summary
Spanish to Dutch: more detail...
- cancelar:
- Cancelar:
-
Wiktionary:
- cancelar → afbestellen, afzeggen, annuleren, bedanken
- cancelar → annuleren, onderbreken, stoppen, afbreken, verwerpen, terugtrekken, herroepen, breken, ongedaan maken, afschaffen, afgelasten, ontbinden, tenietdoen, terugnemen, afzeggen
Spanish
Detailed Translations for cancelar from Spanish to Dutch
cancelar:
-
cancelar (anular; revertir; deshacer; tachar; revocar; escamar; desdar; declarar nulo)
annuleren; afzeggen; nietig verklaren; afbestellen; intrekken; afgelasten-
nietig verklaren verb (verklaar nietig, verklaart nietig, verklaarde nietig, verklaarden nietig, nietig verklaard)
-
cancelar (anular; suspender)
-
cancelar (anular; disipar)
opheffen; terugdraaien; teniet doen; nullificeren; vernietigen; ondervangen-
teniet doen verb
-
nullificeren verb
-
cancelar (anular)
opheffen; teniet doen; verijdelen; nullificeren; vernietigen; ondervangen-
teniet doen verb
-
nullificeren verb
-
cancelar (anular; eliminar)
-
cancelar (anular; desatar; borrar; eliminar; deshacer; suprimir; tachar; amortizar; descolgar; revertir; raspar; desabrochar; dar de baja; escamar; desdar; desenganchar)
-
cancelar (anular; amortizar; invalidar)
-
cancelar
Conjugations for cancelar:
presente
- cancelo
- cancelas
- cancela
- cancelamos
- canceláis
- cancelan
imperfecto
- cancelaba
- cancelabas
- cancelaba
- cancelábamos
- cancelabais
- cancelaban
indefinido
- cancelé
- cancelaste
- canceló
- cancelamos
- cancelasteis
- cancelaron
fut. de ind.
- cancelaré
- cancelarás
- cancelará
- cancelaremos
- cancelaréis
- cancelarán
condic.
- cancelaría
- cancelarías
- cancelaría
- cancelaríamos
- cancelaríais
- cancelarían
pres. de subj.
- que cancele
- que canceles
- que cancele
- que cancelemos
- que canceléis
- que cancelen
imp. de subj.
- que cancelara
- que cancelaras
- que cancelara
- que canceláramos
- que cancelarais
- que cancelaran
miscelánea
- ¡cancela!
- ¡cancelad!
- ¡no canceles!
- ¡no canceléis!
- cancelado
- cancelando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for cancelar:
Synonyms for "cancelar":
Wiktionary Translations for cancelar:
cancelar
Cross Translation:
verb
-
een besteld iets afzeggen
-
aangeven dat men niet gaat komen
-
iets afgelasten
-
een lidmaatschap of abonnement opzeggen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• cancelar | → annuleren | ↔ cancel — invalidate, annul |
• cancelar | → onderbreken; stoppen; afbreken | ↔ escape — to halt a program by pressing a combination of keys |
• cancelar | → verwerpen | ↔ nix — to reject or cancel |
• cancelar | → terugtrekken; annuleren; herroepen | ↔ rescind — repeal, annul, or declare void |
• cancelar | → breken; ongedaan maken | ↔ etwas rückgängig machen — etwas in den vorigen Zustand versetzen |
• cancelar | → afschaffen; afgelasten; annuleren; ontbinden; tenietdoen; terugnemen; afzeggen | ↔ annuler — rendre nul. |