Spanish
Detailed Translations for a juego from Spanish to Dutch
a juego: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: EVERYONE; A
- a: aan; naar; toe; naar toe; om; vanwege; wegens; bij; erbij; erop; ongeveer; omtrent; ertoe; te
- atracarse: invreten; inbijten; opeten; vreten; opvreten; onbeschoft eten; binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
- Juego: Game
- juego: spel; beurt; spelletje; rondje; gespeel; kinderspel; gesol; gegok; game
- jugar: acteren; toneelspelen; uitspelen; neerleggen; onderuit halen; gokken; een gok wagen; inzetten; speelgeld inzetten
- jugarse: gebruiken; toepassen; benutten; aanwenden; aangrijpen; inzetten; wedden; verwedden; verspelen; vergooien; verbeuren; vergokken; gokken; een gok wagen
Wiktionary Translations for a juego:
a juego
adjective
-
goed staan bij elkaar