Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
explotar:
- ontploffen; exploderen; springen; uit elkaar springen; uit elkaar spatten; klappen; ontwikkelen; tot ontwikkeling brengen; exploiteren; uitbuiten; profiteren; voordeel trekken; ploffen; opblazen; laten exploderen; realiseren; bewerkstelligen; verwezenlijken; verwerkelijken; aan stukken springen; ontginnen; voor landbouw klaar maken; bouwklaar maken; persen; leegknijpen; uitpersen
-
Wiktionary:
- explotar → exploderen, exploiteren
- explotar → ontploffen, exploderen, exploiteren, uitbuiten, uitmelken, losbarsten, springen, uitbarsten
Spanish
Detailed Translations for explotar from Spanish to Dutch
explotar:
-
explotar (explosionar; estallar; hacer explosión; entrar en erupción)
ontploffen; exploderen; springen; uit elkaar springen; uit elkaar spatten; klappen-
uit elkaar springen verb (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
-
explotar (desarrollar; revelar; elaborar; desplegar; evolucionar; cultivar; educar; roturar; seguir desarrollando)
-
explotar (tener en explotación; aprovechar; utilizar; emplear; usar; abusar de)
-
explotar (sacar provecho de; aprovecharse de; aprovechar)
-
explotar (estallar; explosionar; reventar; cuartease; agrietarse)
ontploffen; uit elkaar spatten; springen; uit elkaar springen; ploffen-
uit elkaar springen verb (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
-
explotar (volar)
-
explotar (desarrollar; realizar; hacer realidad)
realiseren; bewerkstelligen; verwezenlijken; verwerkelijken-
bewerkstelligen verb (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
-
explotar (partir en pedazos; estallar; rajarse; resquebrajarse; cuartease; hacer explosión)
aan stukken springen-
aan stukken springen verb (spring aan stukken, springt aan stukken, sprong aan stukken, aan stukken gesprongen)
-
-
explotar
-
explotar (descorrer; descubrir; descomponer)
-
explotar (exprimir; estrujar)
Conjugations for explotar:
presente
- exploto
- explotas
- explota
- explotamos
- explotáis
- explotan
imperfecto
- explotaba
- explotabas
- explotaba
- explotábamos
- explotabais
- explotaban
indefinido
- exploté
- explotaste
- explotó
- explotamos
- explotasteis
- explotaron
fut. de ind.
- explotaré
- explotarás
- explotará
- explotaremos
- explotaréis
- explotarán
condic.
- explotaría
- explotarías
- explotaría
- explotaríamos
- explotaríais
- explotarían
pres. de subj.
- que explote
- que explotes
- que explote
- que explotemos
- que explotéis
- que exploten
imp. de subj.
- que explotara
- que explotaras
- que explotara
- que explotáramos
- que explotarais
- que explotaran
miscelánea
- ¡explota!
- ¡explotad!
- ¡no explotes!
- ¡no explotéis!
- explotado
- explotando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for explotar:
Synonyms for "explotar":
Wiktionary Translations for explotar:
explotar
Cross Translation:
verb
-
(ergatief) door een schei- of natuurkundige reactie bijzonder snel en met een grote kracht uiteenspatten
-
draaiende houden met winst
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• explotar | → ontploffen; exploderen | ↔ explode — to explode (intransitive) |
• explotar | → exploiteren; uitbuiten | ↔ exploit — use for one’s advantage |
• explotar | → exploiteren; uitbuiten; uitmelken | ↔ exploiter — faire valoir une chose, en tirer le profit du produit. |
• explotar | → exploderen; losbarsten; ontploffen; springen; uitbarsten | ↔ exploser — faire explosion. |