Spanish
Detailed Translations for a órden from Spanish to Dutch
a órden: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: EVERYONE; A
- a: aan; naar; toe; naar toe; om; vanwege; wegens; bij; erbij; erop; ongeveer; omtrent; ertoe; te
- atracarse: invreten; inbijten; opeten; vreten; opvreten; onbeschoft eten; binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
- orden: order; bevel; commando; discipline; dwang; gehoorzaamheid; tucht; onderwerping; dienstorder; orde; regelmaat; bestel; samenstel; samenstelling; organisatie; opbouw; systeem; structuur; ordening; rij manschappen; serie; rij; voorschrift; aanwijzing; keten; reeks; openheid; instructie; beleefdheid; verordening; kennisgeving; netheid; fatsoen; oprechtheid; aaneenschakeling; narigheid; mengelmoes; reglementering; properheid; samenraapsel; aanzegging; allegaartje; ordelijkheid; aanschrijving; openhartigheid; gelid; rondheid; beschaafdheid; trammelant; decorum; gelazer; fatsoenlijkheid; opgeruimdheid; welvoeglijkheid; betamelijkheid; keurigheid; welgemanierdheid; smetteloosheid; rondborstigheid; onberispelijkheid; gevoeglijkheid; z-volgorde
Wiktionary Translations for a órden:
Related Translations for a órden
Dutch
Detailed Translations for a órden from Dutch to Spanish
a órden: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: A; Para todas las edades
- à: por
- orde: orden; regularidad; clase; capa; categoría; clase social; condición social; regla; norma; regulación; instrucción; compañía; asociación; grupo; unión; club; agrupación; cofradía; cordón circunvalatorio; asociación de artesanos; sociedad; círculo
- ordenen: catalogar; disponer; ordenar; repartir; organizar; seleccionar; sortear; clasificar; sistematizar; arreglar; ordernar; poner orden