Comunidad: translate Spanish

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

comunidad:
- gemeenschap; burgers; woongemeenschap; leefgemeenschap; kerkgemeenschap; kerk; parochie; community
Wiktionary:
- comunidad → gemeenschap
- comunidad → gemenebest, gemeenschap, buitenpost, gezelschap, samenleving, gemeente

Spanish

Detailed Translations for comunidad from Spanish to Dutch

la comunidad (sociedad)
de gemeenschap; de burgers
- gemeenschap [de ~ (v)] noun
- burgers [de ~] noun, plural
la comunidad (comuna)
de woongemeenschap; de leefgemeenschap
- woongemeenschap [de ~ (v)] noun
- leefgemeenschap [de ~ (v)] noun
la comunidad (comunidad religiosa; parroquia; comunidad parroquial)
de kerkgemeenschap; de kerk; de parochie
- kerkgemeenschap [de ~ (v)] noun
- kerk [de ~] noun
- parochie [de ~ (v)] noun
la comunidad
community
- community

Noun	Related Translations	Other Translations
burgers	comunidad; sociedad	población rural; rurícolas
gemeenschap	comunidad; sociedad	apareamiento; coito
kerk	comunidad; comunidad parroquial; comunidad religiosa; parroquia	iglesia; templo
kerkgemeenschap	comunidad; comunidad parroquial; comunidad religiosa; parroquia
leefgemeenschap	comuna; comunidad	apartamento; comunidad de viviendas; grupo que vive en comunidad
parochie	comunidad; comunidad parroquial; comunidad religiosa; parroquia
woongemeenschap	comuna; comunidad	apartamento; comunidad de viviendas; grupo que vive en comunidad
Not Specified	Related Translations	Other Translations
community	comunidad

comunidad

noun

het met één of meer andere deel hebben aan iets
- gemeenschap → comunidad
geheel van personen of zaken die tot elkaar in een bepaald opzicht in een geregelde betrekking staan
- gemeenschap → comunidad

Cross Translation:

From	To	Via
• comunidad	→ gemenebest	↔ commonwealth — form of government
• comunidad	→ gemeenschap	↔ community — group of people sharing a common understanding
• comunidad	→ buitenpost	↔ outpost — An outlying settlement
• comunidad	→ gezelschap	↔ society — people of one’s country or community as a whole
• comunidad	→ samenleving	↔ communauté — état de ce qui est commun.
• comunidad	→ gemeenschap; gemeente	↔ commune — division du territoire français (ou d'autres pays, notamment francophones) administrer par un maire et un conseil municipal.