Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
lenguaje familiar:
-
Wiktionary:
lenguaje familiar → spreektaal, omgangstaal
-
Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for lenguaje familiar from Spanish to Dutch
lenguaje familiar: (*Using Word and Sentence Splitter)
- lenguaje: taal; spraak; taalgebruik; accent; dialect; tongval; taaltje; inleiding; voorwoord; introductie; proloog; voorbericht; computertaal
- familiar: bekend; vertrouwd; familiair; makkelijk in de omgang; vertrouwelijk; familielid; intiem; gezinslid; aangenaam; knus; behaaglijk; gemeenzaam; tutoyerend
Wiktionary Translations for lenguaje familiar:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lenguaje familiar | → spreektaal; omgangstaal | ↔ Umgangssprache — Linguistik: Form der Sprache (Sprachvarietät), die zwischen Standardsprache und Dialekt angesiedelt ist |