Summary
Spanish to Dutch: more detail...
- abatir:
-
Wiktionary:
- abate → abt, abbé, geestelijke, pastoor, pastor, zielszorger, zielverzorger, priester, weleerwaarde
- abatir → ontmoedigen
- abatir → neerslaan, humiliëren, vernederen, afbreken, slopen, neerhalen, kappen, vellen, neervellen, wippen, afhakken, afhouwen, afkappen, omhakken, deprimeren, neerdrukken, neerslachtig maken, terneerdrukken, delven, opduikelen, opgraven, rooien, uitgraven, winnen, uitputten, putten uit, omkappen, slachten, afslachten, fnuiken, verzwakken, bevangen, overwinnen, verslaan, zegevieren, neerkomen, doden, doodmaken, ombrengen, doodschieten, fusilleren, de moed ontnemen, ontmoedigen, afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door, bedaren, geruststellen, kalmeren, kleinmaken, verootmoedigen
Spanish
Detailed Translations for abate from Spanish to Dutch
abate form of abatir:
-
abatir (hacer sentencia de muerte; ejecutar; exterminar; someter a ejecución forzosa)
-
abatir (tirar abajo; arrancar; matar; asesinar; derribar; desembarcar; arriar; menoscabar; rezagarse; dejar atrás; matar a tiros; pegar un tiro; echar abajo; bajar en picado; matar de un tiro; someter a ejecución forzosa)
-
abatir (derribar; bajar en picado)
-
abatir (derribar; matar a tiros; pegar un tiro; bajar en picado)
-
abatir (empujar hacia abajo; deprimir)
-
abatir (empujar hacia abajo; deprimir)
Conjugations for abatir:
presente
- abato
- abates
- abate
- abatimos
- abatís
- abaten
imperfecto
- abatía
- abatías
- abatía
- abatíamos
- abatíais
- abatían
indefinido
- abatí
- abatiste
- abatió
- abatimos
- abatisteis
- abatieron
fut. de ind.
- abatiré
- abatirás
- abatirá
- abatiremos
- abatiréis
- abatirán
condic.
- abatiría
- abatirías
- abatiría
- abatiríamos
- abatiríais
- abatirían
pres. de subj.
- que abata
- que abatas
- que abata
- que abatamos
- que abatáis
- que abatan
imp. de subj.
- que abatiera
- que abatieras
- que abatiera
- que abatiéramos
- que abatierais
- que abatieran
miscelánea
- ¡abate!
- ¡abatid!
- ¡no abatas!
- ¡no abatáis!
- abatido
- abatiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for abatir:
Synonyms for "abatir":
Wiktionary Translations for abatir:
abatir
Cross Translation:
verb
-
de moed ontnemen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• abatir | → neerslaan; humiliëren; vernederen | ↔ abate — to bring down a person physically or mentally |
• abatir | → afbreken; slopen; neerhalen; kappen; vellen; neervellen; wippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken; deprimeren; neerdrukken; neerslachtig maken; terneerdrukken; delven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven; winnen; uitputten; putten uit; omkappen; slachten; afslachten; fnuiken; verzwakken; bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; neerkomen; doden; doodmaken; ombrengen; doodschieten; fusilleren; de moed ontnemen; ontmoedigen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door; bedaren; geruststellen; kalmeren; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
Wiktionary Translations for abate:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• abate | → abt; abbé; geestelijke; pastoor; pastor; zielszorger; zielverzorger; priester; weleerwaarde | ↔ abbé — À trier |