Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
aparecer:
- er uitzien; ogen; opkomen; verschijnen; opduiken; opdagen; voordoen; voor de dag komen; aan het licht komen; conveniëren; geschikt zijn; uitkomen; passen; deugen; passend zijn; tevoorschijn komen; tevoorschijnkomen; opdoemen; verrijzen; weer verschijnen; boven water komen; tonen; voorleggen; presenteren; laten zien; offreren; aanbieden; uit ei kruipen; opdiepen; van de bodem ophalen
- verschijnen
-
Wiktionary:
- aparecer → verschijnen
- aparecer → verschijnen, haar opwachting maken, zijn opwachting maken, optreden, blijken, lijken, overkomen, schijnen, toeschijnen, voorkomen, zich vertonen, zichtbaar worden, er uitzien, het uiterlijk hebben van, er uitzien als, opdagen, opdraven, te voorschijn komen, uitkomen, gaan staan, opstaan
Spanish
Detailed Translations for aparecer from Spanish to Dutch
aparecer:
-
aparecer (tener aspecto de; parecer; parecerse)
-
aparecer (acudir; presentarse; mostrarse)
-
aparecer (resultar; mostrarse; presentarse; ocurrir; comparecer; acontecer)
-
aparecer (ser adecuado; brotar; salir; arreglárselas; convenir; ajustar; abrirse; ser claro; ser evidente; resultar; ser manifiesto; tener suficiente)
conveniëren; geschikt zijn; uitkomen; passen; deugen; passend zijn-
geschikt zijn verb (ben geschikt, bent geschikt, is geschikt, was geschikt, waren geschikt, geschikt geweest)
-
passend zijn verb (ben passend, bent passend, is passend, was passend, waren passend, passend geweest)
-
aparecer
-
aparecer
tevoorschijnkomen-
tevoorschijnkomen verb (kom tevoorschijn, komt tevoorschijn, kwam tevoorschijn, kwamen tevoorschijn, tevoorschijngekomen)
-
-
aparecer (emerger; levantarse; surgir; resucitar; erguirse)
-
aparecer (aparecer de nuevo; emerger; surgir; presentarse; sacar del agua)
opduiken; weer verschijnen; boven water komen-
weer verschijnen verb
-
boven water komen verb (kom boven water, komt boven water, kwam boven water, kwamen boven water, boven water gekomen)
-
aparecer (presentar; mostrar; parecer; hacer la presentación de; ofrecer; demostrar; exhibir; poner; enseñar; manifestar; representar; proyectar; ofertar; someter a)
-
aparecer (abrirse; brotar; llegar a final de mes)
-
aparecer (sacar buceando; surgir; emerger; sacar del agua)
Conjugations for aparecer:
presente
- aparezco
- apareces
- aparece
- aparecemos
- aparecéis
- aparecen
imperfecto
- aparecía
- aparecías
- aparecía
- aparecíamos
- aparecíais
- aparecían
indefinido
- aparecí
- apareciste
- apareció
- aparecimos
- aparecisteis
- aparecieron
fut. de ind.
- apareceré
- aparecerás
- aparecerá
- apareceremos
- apareceréis
- aparecerán
condic.
- aparecería
- aparecerías
- aparecería
- apareceríamos
- apareceríais
- aparecerían
pres. de subj.
- que aparezca
- que aparezcas
- que aparezca
- que aparezcamos
- que aparezcáis
- que aparezcan
imp. de subj.
- que apareciera
- que aparecieras
- que apareciera
- que apareciéramos
- que aparecierais
- que aparecieran
miscelánea
- ¡aparece!
- ¡apareced!
- ¡no aparezcas!
- ¡no aparezcáis!
- aparecido
- apareciendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el aparecer (presentarse; aparición; presentación)
Translation Matrix for aparecer:
Synonyms for "aparecer":
Wiktionary Translations for aparecer:
aparecer
Cross Translation:
verb
-
aan het licht treden, zichtbaar worden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aparecer | → verschijnen | ↔ appear — To come or be in sight; to be in view; to become visible |
• aparecer | → verschijnen; haar opwachting maken; zijn opwachting maken; optreden | ↔ appear — To come before the public |
• aparecer | → blijken | ↔ appear — To become visible to the apprehension of the mind |
• aparecer | → verschijnen | ↔ apparaître — Devenir visible ; se manifester. |
• aparecer | → lijken; overkomen; schijnen; toeschijnen; voorkomen; zich vertonen; zichtbaar worden; er uitzien; het uiterlijk hebben van; er uitzien als; opdagen; opdraven; te voorschijn komen; uitkomen; verschijnen | ↔ paraître — exposer à la vue, se faire ou se laisser voir, se manifester. |
• aparecer | → gaan staan; opstaan; opdagen; opdraven; te voorschijn komen; uitkomen; verschijnen | ↔ surgir — Traductions à trier suivant le sens |