Translate obligación from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

obligación:
- verbintenis; verplichting; plicht; toezegging; belofte; gelofte; obligatie; schuldbrief; forceren; opdringen
Wiktionary:
- obligación → plicht, verplichting
- obligación → plicht, last, verbintenis, rechtsplicht, huiswerk

Spanish

Detailed Translations for obligación from Spanish to Dutch

la obligación (compromiso)
de verbintenis; de verplichting
- verbintenis [de ~ (v)] noun
- verplichting [de ~ (v)] noun
la obligación (deber)
de plicht
- plicht [de ~] noun
la obligación (promesa; juramento)
de toezegging; de belofte; de gelofte
- toezegging [de ~ (v)] noun
- belofte [de ~ (v)] noun
- gelofte [de ~ (v)] noun
la obligación (pagaré)
de obligatie; de schuldbrief
- obligatie [de ~ (v)] noun
- schuldbrief [de ~ (m)] noun
la obligación (imposición)
forceren; opdringen
- forceren [znw.] noun
- opdringen [znw.] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
belofte	juramento; obligación; promesa
forceren	imposición; obligación
gelofte	juramento; obligación; promesa
obligatie	obligación; pagaré	valor de renta fija
opdringen	imposición; obligación
plicht	deber; obligación
schuldbrief	obligación; pagaré
toezegging	juramento; obligación; promesa
verbintenis	compromiso; obligación
verplichting	compromiso; obligación
Verb	Related Translations	Other Translations
forceren		acometer; agraviar; compeler; disociar; extorcer; forzar; forzarse; infringir; interrumpir; machacar; obligar; ordenar; quebrar; romper; separar
opdringen		imponer; imponerse; insistir; instar

obligación

noun

een taak die men op zich genomen heeft of opgelegd heeft gekregen
- plicht → cometido; deber; obligación
iets dat moet
- verplichting → obligación; imposición

Cross Translation:

From	To	Via
• obligación	→ plicht	↔ duty — that which one is morally or legally obligated to do
• obligación	→ plicht; last	↔ onus — legal obligation
• obligación	→ verbintenis; rechtsplicht	↔ Verpflichtung — Das, was getan werden müssen, was von einem verlangen oder erwarten wird, die Pflicht
• obligación	→ plicht; huiswerk	↔ devoir — Ce à quoi on est obliger par la raison, par la morale, par la loi, par sa condition, par la bienséance, etc.