Translate preve from Spanish to Dutch

Remove Ads

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

prever:
- voorzien; tevoren zien; verwachten; uitkijken naar; tegemoetzien; vooruitzien; anticiperen; vooruitlopen op; vooruitkijken
Wiktionary:
- prever → vooruitzien
- prever → voorzien

Spanish

Detailed Translations for preve from Spanish to Dutch

preve form of prever:

prever verb

prever (anticipar)
voorzien; tevoren zien
- voorzien verb (voorzie, voorziet, voorzag, voorzagen, voorzien)
- tevoren zien verb (zie tevoren, ziet tevoren, zag tevoren, zagen tevoren, tevoren gezien)
prever (esperar; estar a la expectativa de; afrontar; adivinar; buscar)
verwachten; uitkijken naar; tegemoetzien; vooruitzien
- verwachten verb (verwacht, verwachtte, verwachtten, verwacht)
- uitkijken naar verb (kijk uit naar, kijkt uit naar, keek uit naar, keken uit naar, uitgekeken naar)
- tegemoetzien verb (zie tegemoet, ziet tegemoet, zag tegemoet, zagen tegemoet, tegemoet gezien)
- vooruitzien verb (zie vooruit, ziet vooruit, zag vooruit, zagen vooruit, vooruitgezien)
prever (anticiparse; anticiparse a)
anticiperen; vooruitlopen op; vooruitkijken
- anticiperen verb (anticipeer, anticipeert, anticipeerde, anticipeerden, geanticipeerd)
- vooruitlopen op verb
- vooruitkijken verb (kijk vooruit, kijkt vooruit, keek vooruit, keken vooruit, vooruit gekeken)

Conjugations for prever:

presente

preveo
preves
preve
prevemos
prevéis
preven

imperfecto

preveía
preveías
preveía
preveíamos
preveíais
preveían

indefinido

preví
previste
previó
previmos
previsteis
previeron

fut. de ind.

preveré
preverás
preverá
preveremos
preveréis
preverán

condic.

prevería
preverías
prevería
preveríamos
preveríais
preverían

pres. de subj.

que prevea
que preveas
que prevea
que preveamos
que preveáis
que prevean

imp. de subj.

que previera
que previeras
que previera
que previéramos
que previerais
que previeran

miscelánea

¡preve!
¡preved!
¡no preveas!
¡no preveáis!
previsto
previendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for prever:

Noun	Related Translations	Other Translations
anticiperen		anticipación; previsión
vooruitlopen op		anticipación; previsión
Verb	Related Translations	Other Translations
anticiperen	anticiparse; anticiparse a; prever
tegemoetzien	adivinar; afrontar; buscar; esperar; estar a la expectativa de; prever
tevoren zien	anticipar; prever
uitkijken naar	adivinar; afrontar; buscar; esperar; estar a la expectativa de; prever	alegrarse
verwachten	adivinar; afrontar; buscar; esperar; estar a la expectativa de; prever
vooruitkijken	anticiparse; anticiparse a; prever
vooruitlopen op	anticiparse; anticiparse a; prever
vooruitzien	adivinar; afrontar; buscar; esperar; estar a la expectativa de; prever
voorzien	anticipar; prever

Synonyms for "prever":

maliciar; barruntar; desconfiar; recelar; sospechar; conjeturar; presumir; suponer; husmear; inferir; intuir; olerse; olfatear; predecir; presentir; presuponer; vislumbrar; adelantarse

Wiktionary Translations for prever:

prever

verb

intr|nld naar het toekomstige kijken.
- vooruitzien → presagiar; prever

Cross Translation:

From	To	Via
• prever	→ voorzien	↔ foresee — to anticipate

External Machine Translations: