Spanish

Detailed Translations for protejan from Spanish to Dutch

proteger:

proteger verb

  1. proteger (encubrir; cubrir; tapar; )
    afschermen; afdekken; beschermen; afschutten; beschutten
    • afschermen verb (scherm af, schermt af, schermde af, schermden af, afgeschermd)
    • afdekken verb (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)
    • beschermen verb (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • afschutten verb (schut af, schutte af, schutten af, afgeschut)
    • beschutten verb (beschut, beschutte, beschutten, beschut)
  2. proteger (guardar; conservar)
    bewaren; beschermen; behoeden
    • bewaren verb (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • beschermen verb (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • behoeden verb (behoed, behoedt, behoedde, behoedden, behoed)
  3. proteger (esconder; defensar; guardar; disimular)
    beschermen; beschutten; bescherming bieden
  4. proteger (defender; salvaguardar)
    beschermen; beschutten; in bescherming nemen; verdedigen
    • beschermen verb (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • beschutten verb (beschut, beschutte, beschutten, beschut)
    • in bescherming nemen verb (neem in bescherming, neemt in bescherming, nam in bescherming, namen in bescherming, in bescherming genomen)
    • verdedigen verb (verdedig, verdedigt, verdedigde, verdedigden, verdedigd)
  5. proteger (amparar)
    beschermen; behouden; in bescherming nemen; behoeden
    • beschermen verb (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • behouden verb (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • in bescherming nemen verb (neem in bescherming, neemt in bescherming, nam in bescherming, namen in bescherming, in bescherming genomen)
    • behoeden verb (behoed, behoedt, behoedde, behoedden, behoed)
  6. proteger (viligar; defender; preservar)
    waken; waken over
  7. proteger
    beschermen
    • beschermen verb (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
  8. proteger
    protegeren
    • protegeren verb (protegeer, protegeert, protegeerde, protegeerden, geprotegeerd)
  9. proteger
    beveiligen
    • beveiligen verb (beveilig, beveiligt, beveiligde, beveiligden, beveiligd)
  10. proteger
  11. proteger (amparar; guardar; vigilar; salvaguardar; proteger contra)
    hoeden
    • hoeden verb (hoed, hoedt, hoedde, hoedden, gehoed)

Conjugations for proteger:

presente
  1. protejo
  2. proteges
  3. protege
  4. protegemos
  5. protegéis
  6. protegen
imperfecto
  1. protegía
  2. protegías
  3. protegía
  4. protegíamos
  5. protegíais
  6. protegían
indefinido
  1. protegí
  2. protegiste
  3. protegió
  4. protegimos
  5. protegisteis
  6. protegieron
fut. de ind.
  1. protegeré
  2. protegerás
  3. protegerá
  4. protegeremos
  5. protegeréis
  6. protegerán
condic.
  1. protegería
  2. protegerías
  3. protegería
  4. protegeríamos
  5. protegeríais
  6. protegerían
pres. de subj.
  1. que proteja
  2. que protejas
  3. que proteja
  4. que protejamos
  5. que protejáis
  6. que protejan
imp. de subj.
  1. que protegiera
  2. que protegieras
  3. que protegiera
  4. que protegiéramos
  5. que protegierais
  6. que protegieran
miscelánea
  1. ¡protege!
  2. ¡proteged!
  3. ¡no protejas!
  4. ¡no protejáis!
  5. protegido
  6. protegiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for proteger:

NounRelated TranslationsOther Translations
afdekken protección
afschermen protección
afschutten tabicar
beschermen protección
bewaren almacén; depósito
verdedigen defender; defenderse
VerbRelated TranslationsOther Translations
afdekken abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar blindar; cubrir; recoger; recoger la mesa
afschermen abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar echar el cerrojo
afschutten abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar cerrar; poner una valla
behoeden amparar; conservar; guardar; proteger
behouden amparar; proteger conservar; contener; dejar de lado; guardar; mantener; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse
beschermen abrigar; amparar; camuflar; cercar; conservar; cubrir; defender; defensar; disimular; encerrar; encubrir; esconder; guardar; proteger; salvaguardar; tapar proteger con un sistema de seguridad; proveer de una instalación de alarma
bescherming bieden defensar; disimular; esconder; guardar; proteger
beschutten abrigar; camuflar; cercar; cubrir; defender; defensar; disimular; encerrar; encubrir; esconder; guardar; proteger; salvaguardar; tapar
beveiligen proteger proteger con un sistema de seguridad; proteger contra; proveer de una instalación de alarma
bewaren conservar; guardar; proteger almacenar; apartar; archivar; conservar; depositar; depositar sobre; guardar; poner a un lado; poner en el establo; poner en el garaje; salvar
hoeden amparar; guardar; proteger; proteger contra; salvaguardar; vigilar
in bescherming nemen amparar; defender; proteger; salvaguardar
inchecken proteger
protegeren proteger
verdedigen defender; proteger; salvaguardar defender
waken defender; preservar; proteger; viligar vigilar
waken over defender; preservar; proteger; viligar

Synonyms for "proteger":


Wiktionary Translations for proteger:

proteger
verb
  1. er zo goed mogelijk voor zorgen dat er niets verkeerd gebeurt
  2. beschermen, met name tegen weer en wind
  3. er zo goed mogelijk voor zorgen dat er niets verkeerds gebeurt
  4. beschermen tegen een aanval

Cross Translation:
FromToVia
proteger dekken cover — protect by shooting
proteger beschermen; beveiligen protect — to keep safe
proteger afschermen; beschermen; verdedigen shield — to protect, to defend
proteger bewaren; behoeden; passen; op; hoeden gaumen — (transitiv), Schweiz: auf jemandem, etwas aufpassen; in seine Obhut nehmen
proteger beschermen schützen — verteidigen; vor negativen Veränderungen bewahren
proteger beveiligen; in veiligheid brengen; veilig stellen; vrijwaren; behoeden; beschermen; gastvrijheid verlenen aan; onderdak bieden; onder dak brengen; beschutten abriter — mettre à l'abri
proteger behoeden; beschermen; bewaken; bewaren; de wacht hebben; hoeden; waken over protégerprendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui.