Summary
French to Dutch: more detail...
-
passé simple:
-
Wiktionary:
passé simple → onvoltooid verleden tijd
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for passé simple from French to Dutch
passé simple: (*Using Word and Sentence Splitter)
- passe: passe-partout; geul; vaargeul; zeegat
- passer: aankomen; bezoeken; opzoeken; langskomen; inlopen; voorbijkomen; op bezoek komen; besteden; doorbrengen; slijten; inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden; verlopen; vervallen; aflopen; vergaan; verstrijken; verstrekken; verlenen; schenken; geven; aangeven; aanreiken; reiken; aanlopen; komen aanlopen; oversteken; erdoor komen; doordrukken; doorstoten; dwars oversteken; drukkend door iets heen brengen; aantrekken; toestoppen; dichttrekken; voorbijvaren; reizen door; doorheen reizen
- passé: afgelopen; vorig; verleden; vroeger; vorige; geweest; voorheen; voormalig; toenmalig; vroegere; ex; voormalige; gewezen; over; uit; klaar; af; gereed; voltooid; geëindigd; afgedaan; verlopen; vervallen; voorbij; verstreken; beëindigd; weg; verloren; zoek; kwijt; vermist; slecht; rot; vergaan; bedorven; verrot; rottig; verleden tijd; onvoltooid verleden tijd; o.v.t.; jongstleden; verdwaald; armoedig; pover; sjofel; schamel; haveloos; flodderig; sjofeltjes; voorgevallen; doorgegeven; verder gegeven
- simple: licht; makkelijk; eenvoudig; gemakkelijk; simpel; niet moeilijk; natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld; enkel; enkelspel; matig; sober; ingetogen; ongecompliceerd; stemmig; vanzelf; moeiteloos; zonder moeite; in een handomdraai; onversierd
Wiktionary Translations for passé simple:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• passé simple | → onvoltooid verleden tijd | ↔ simple past — the simple past |