Summary
French to Dutch: more detail...
-
liquider:
- doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen; opheffen; teniet doen; verijdelen; nullificeren; vernietigen; ondervangen; opruimen; bergen; uitverkopen; uitroeien; opdoeken; vereffenen; effenen; egaliseren; afbreken; slopen; omverhalen; uit elkaar halen; breken; neerhalen; uit de weg ruimen; koudmaken
-
Wiktionary:
- liquider → afwikkelen, liquideren, opheffen, solveren
French
Detailed Translations for liquider from French to Dutch
liquider:
liquider verb (liquide, liquides, liquidons, liquidez, liquident, liquidais, liquidait, liquidions, liquidiez, liquidaient, liquidai, liquidas, liquida, liquidâmes, liquidâtes, liquidèrent, liquiderai, liquideras, liquidera, liquiderons, liquiderez, liquideront)
-
liquider (tuer; assassiner; abattre; supprimer; égorger; descendre)
doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen-
van kant maken verb (maak van kant, maakt van kant, maakte van kant, maakten van kant, van kant gemaakt)
-
liquider (annihiler; annuler; supprimer; dénouer; décrocher; lever; fermer; déboutonner)
opheffen; teniet doen; verijdelen; nullificeren; vernietigen; ondervangen-
teniet doen verb
-
nullificeren verb
-
liquider (nettoyer; ranger; débarrasser; stocker; solder)
-
liquider (solder; brader)
-
liquider (supprimer)
-
liquider (abolir; supprimer; détruire)
-
liquider (régler; acquitter; solder; arranger)
-
liquider (démolir; détruire; démonter; abattre; dévaster; rompre; se désagréger; abaisser; se rompre; anéantir; décomposer; se décomposer; supprimer; couper; casser; séparer; raser; défaire; abîmer; rabaisser; arracher; briser; déchirer; dissoudre; fracasser; s'écrouler; dissocier; ravager; bousiller; s'arracher; tomber en ruine; se délabrer)
afbreken; slopen; omverhalen; uit elkaar halen; breken; neerhalen-
uit elkaar halen verb (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
-
liquider (éliminer une personne; tuer; exécuter; assassiner)
liquideren; afmaken; uit de weg ruimen; koudmaken-
uit de weg ruimen verb (ruim uit de weg, ruimt uit de weg, ruimde uit de weg, ruimden uit de weg, uit de weg geruimd)
-
koudmaken verb
Conjugations for liquider:
Présent
- liquide
- liquides
- liquide
- liquidons
- liquidez
- liquident
imparfait
- liquidais
- liquidais
- liquidait
- liquidions
- liquidiez
- liquidaient
passé simple
- liquidai
- liquidas
- liquida
- liquidâmes
- liquidâtes
- liquidèrent
futur simple
- liquiderai
- liquideras
- liquidera
- liquiderons
- liquiderez
- liquideront
subjonctif présent
- que je liquide
- que tu liquides
- qu'il liquide
- que nous liquidions
- que vous liquidiez
- qu'ils liquident
conditionnel présent
- liquiderais
- liquiderais
- liquiderait
- liquiderions
- liquideriez
- liquideraient
passé composé
- ai liquidé
- as liquidé
- a liquidé
- avons liquidé
- avez liquidé
- ont liquidé
divers
- liquide!
- liquidez!
- liquidons!
- liquidé
- liquidant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Translation Matrix for liquider:
Synonyms for "liquider":
Wiktionary Translations for liquider:
liquider
verb
liquider
-
Régler définitivement une affaire en cours
- liquider → afwikkelen; liquideren; opheffen; solveren
verb
External Machine Translations: