French
Detailed Translations for avoir affaire à from French to Dutch
avoir affaire à: (*Using Word and Sentence Splitter)
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- affaire: zaak; geval; aangelegenheid; affaire; punt; kwestie; issue; bedrijf; onderneming; firma; transactie; deal; kopen; aankoop; afname; koop; acquisitie; aanschaf; verwerving; verkrijging; incident; zaakje; bezigheid; koopmanschap
- affairé: druk; bezig; actief; bedrijvig; onrustig; roerig; woelig
- A: EVERYONE; A
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
Spelling Suggestions for: avoir affaire à
Wiktionary Translations for avoir affaire à:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• avoir affaire à | → behandelen | ↔ deal with — take action with respect to (someone or something) |
External Machine Translations:
Related Translations for avoir affaire à
Dutch
Detailed Translations for avoir affaire à from Dutch to French
External Machine Translations: