Summary
French to Dutch: more detail...
-
casseur:
-
Wiktionary:
casseur → onruststoker, vechtersbaas, hooligan -
Synonyms for "casseur":
briseur; destructeur; iconoclaste; brocanteur; antiquaire; fripier; chineur; camelot; chiffonnier; ferrailleur; épaviste; hooligan; vandale
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for casseur from French to Dutch
casseur: (*Using Word and Sentence Splitter)
- cassé: stuk; kapot; gebroken; defect; onklaar; in stukken; aan stukken; geruineerd; naar de knoppen; beschadigd; gebarsten; verbroken; stukgebroken; ingeslagen; geknikt
- EUR: EUR
- casser: breken; stukbreken; aan stukken breken; aantasten; beschadigen; bederven; aanvreten; stoppen; afsluiten; eindigen; beëindigen; ophouden; inslaan; verbrijzelen; een einde maken aan; kapotslaan; stukslaan; aan stukken slaan; afknappen; er vanaf breken; verpesten; verknallen; verknoeien; verzieken; stukmaken; in stukken breken; verklungelen; verbroddelen; kapotbreken; afbreken; slopen; moeren; neerhalen; uit elkaar halen; kapotmaken; mollen; omverhalen; vernietigen; barsten; knakken; aan stukken vallen; kapotgooien; stukgooien; stukvallen; kunnen stikken; tot schroot verwerken
Spelling Suggestions for: casseur
casseur:
Synonyms for "casseur":
Wiktionary Translations for casseur:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• casseur | → onruststoker; vechtersbaas; hooligan | ↔ hooligan — person that causes trouble or violence |
External Machine Translations:
Related Translations for casseur
Dutch