Summary
French to Dutch: more detail...
-
unifier:
-
Wiktionary:
unifier → verenigen
unifier → verenigen, eenmaken -
Synonyms for "unifier":
normaliser; standardiser; rationaliser; unir; fusionner; mêler; niveler; uniformiser; réunir; harmoniser; intégrer
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for unifier from French to Dutch
unifier: (*Using Word and Sentence Splitter)
- uni: verbonden; samenhangend; verenigd; een eenheid vormend; aaneengesloten; effen; aaneengeregen; van één kleur; eensgezind; harmonieus; saamhorig; eendrachtig
- fier: trots; flink; groots; fier; glorieus; prat; arrogant; verwaand; neerbuigend; zelfingenomen; hooghartig; hoogmoedig; hautain; zelfgenoegzaam; aanmatigend; uit de hoogte; hovaardig
- unir: bundelen; concentreren; samenbrengen; bijeenbrengen; bij elkaar brengen; verbinden; koppelen; samenvoegen; combineren; paren; bijeen voegen; verbroederen; zich verzoenen met
Spelling Suggestions for: unifier
unifier:
Synonyms for "unifier":
External Machine Translations:
Dutch