Quartier: translate French

Remove Ads

Summary

French to Dutch: more detail...

quartier:
- buurt; wijk; woonwijk; plein; stadskwartier; centrum; buitenwijk; sectie; handelswijk; stadsdeel; stadswijk; kamp; legering; kampement; legerkamp; deel van de stad; deeltje; onderdeeltje
Wiktionary:
- quartier → buurt, wijk, stadswijk
- quartier → barrak, kazerne, kwartier, buurt, wijk, kwart, vierdeel, vierde, stadsdeel

French

Detailed Translations for quartier from French to Dutch

quartier:

quartier [le ~] noun

le quartier (faubourg; arrondissement; quartier de la périphérie)
de buurt; de wijk; de woonwijk; het plein; stadskwartier; het centrum; de buitenwijk; de sectie; handelswijk; het stadsdeel; de stadswijk
- buurt [de ~] noun
- wijk [de ~] noun
- woonwijk [de ~] noun
- plein [het ~] noun
- stadskwartier [znw.] noun
- centrum [het ~] noun
- buitenwijk [de ~] noun
- sectie [de ~ (v)] noun
- handelswijk [znw.] noun
- stadsdeel [het ~] noun
- stadswijk [de ~] noun
le quartier (campement; camp; cantonnement)
de kamp; de legering; het kampement; het legerkamp
- kamp [de ~ (m)] noun
- legering [de ~ (v)] noun
- kampement [het ~] noun
- legerkamp [het ~] noun
le quartier
deel van de stad
- deel van de stad [znw.] noun
le quartier (parcelle; particule; bout; part; morceau; fraction; petit bout)
de deeltje; het onderdeeltje
- deeltje [de ~] noun
- onderdeeltje [het ~] noun

Translation Matrix for quartier:

Noun	Related Translations	Other Translations
buitenwijk	arrondissement; faubourg; quartier; quartier de la périphérie
buurt	arrondissement; faubourg; quartier; quartier de la périphérie	proximité; voisinage
centrum	arrondissement; faubourg; quartier; quartier de la périphérie	centre; centre de la ville; centre ville; essence; milieu; point central
deel van de stad	quartier
deeltje	bout; fraction; morceau; parcelle; part; particule; petit bout; quartier
handelswijk	arrondissement; faubourg; quartier; quartier de la périphérie
kamp	camp; campement; cantonnement; quartier	affaire d'honneur; camp de vacances; combat singulier; conflit; discorde; dispute; duel; démêlé; heurt; litige; lutte; polémique; querelle
kampement	camp; campement; cantonnement; quartier
legering	camp; campement; cantonnement; quartier	alliage
legerkamp	camp; campement; cantonnement; quartier
onderdeeltje	bout; fraction; morceau; parcelle; part; particule; petit bout; quartier
plein	arrondissement; faubourg; quartier; quartier de la périphérie	esplanade; place carré; rond-point
sectie	arrondissement; faubourg; quartier; quartier de la périphérie	autopsie; branche; brigade; catégorie; corps; dissection; division; département; détachement; fraction; groupe parlementaire; partie; province; ramification; rayon; région; section; section présentation; segment; équipe
stadsdeel	arrondissement; faubourg; quartier; quartier de la périphérie
stadskwartier	arrondissement; faubourg; quartier; quartier de la périphérie
stadswijk	arrondissement; faubourg; quartier; quartier de la périphérie
wijk	arrondissement; faubourg; quartier; quartier de la périphérie
woonwijk	arrondissement; faubourg; quartier; quartier de la périphérie

Synonyms for "quartier":

arrondissement; district; secteur; faubourg; bout; morceau; part; section; segment; élément; division; fraction; fragment; portion; bouchée; tronçon; parcelle; cantonnement; tranche; rondelle; darne; tartine; coupe; côte; partie; décide; voisinage; entourage; mitoyenneté; environs; parage; proximité

Wiktionary Translations for quartier:

quartier

noun

quart, une des quatre parties plus ou moins égales d'un tout.
- quartier → buurt; wijk; stadswijk

quartier

noun

een (deel van een) wijk
- buurt → quartier
een bewoond deel van een stad of een gemeente
- wijk → quartier

Cross Translation:

From	To	Via
• quartier	→ barrak; kazerne	↔ barrack — a building for soldiers
• quartier	→ kwartier; buurt; wijk	↔ neighborhood — nearby area
• quartier	→ wijk; kwartier; buurt	↔ neighbourhood — close proximity, particularly in reference to home
• quartier	→ kwart; vierdeel; vierde	↔ quarter — one of four equal parts
• quartier	→ vierdeel; wijk; kwartier; stadsdeel	↔ quarter — section of a town
• quartier	→ buurt; wijk	↔ Viertel — eine Wohngegend; ein Häuserblock

Related Translations for quartier

Remove Ads

French and Dutch Translation Search Results for quartier

Detailed Translations for quartier from French to Dutch

quartier:

quartier [le ~] noun

le quartier (faubourg; arrondissement; quartier de la périphérie)

le quartier (campement; camp; cantonnement)

le quartier

le quartier (parcelle; particule; bout; part; morceau; fraction; petit bout)

Translation Matrix for quartier:

Synonyms for "quartier":

Wiktionary Translations for quartier:

Related Translations for quartier