Summary
French to Dutch: more detail...
-
à bord:
-
Wiktionary:
à bord → aan boord
abord → landing, toegang, nadering, binnengaan, entree, intrede, omgeving, ontmoeting, kennismaking, betrekking, verhouding, verstandhouding, omgang, verband, verkeer, ontvangst, acceptatie, aanneming, aanvaarding -
Synonyms for "abord":
accueil; alentours; apparence; dehors; extérieur; entour; proximité; voisinage -
Synonyms for "abordé":
approché; accédé; arrivé; accosté; atteint; rejoint; proche; approximatif; avoisinant; avancé
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for à bord from French to Dutch
à bord: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: A; EVERYONE
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- bord: kant; zijkant; zijde; rand; richel; flank; galon; omzoming; passement; boordsel; oplegsel; zijde van een schip; horizon; kim; rivieroever; einder; rivierkant; gezichtseinder
abord:
Synonyms for "abord":
Wiktionary Translations for abord:
abord
noun
-
(vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage.
- abord → landing; toegang; nadering; binnengaan; entree; intrede; omgeving; ontmoeting; kennismaking; betrekking; verhouding; verstandhouding; omgang; verband; verkeer; ontvangst; acceptatie; aanneming; aanvaarding
abordé:
Synonyms for "abordé":
Wiktionary Translations for à bord:
Related Translations for à bord
Dutch