French
Detailed Translations for un à un from French to Dutch
un à un: (*Using Word and Sentence Splitter)
- un: een; eentje
- A: A; EVERYONE
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
Spelling Suggestions for: un à un
External Machine Translations:
Related Translations for un à un
Dutch