Summary
French to Dutch: more detail...
-
conduire une voiture:
-
Wiktionary:
conduire une voiture → autorijden
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for conduire une voiture from French to Dutch
conduire une voiture: (*Using Word and Sentence Splitter)
- conduire: rijden; karren; begeleiden; leiden; voeren; meevoeren; sturen; zenden; aan het stuur zitten; besturen; leiding geven; aanvoeren; voorzitten; managen; volgen; vergezellen; meegaan; meelopen; geleiden; escorteren; chaperonneren; rondleiden; wegbrengen
- conduire à: ergens naartoe rijden
- éconduire: wegsturen; afwimpelen; afschepen; afpoeieren
- une: voorpagina
- voiture: auto; wagen; kar; vehikel; voertuig; koets; rijtuig; paardenwagen; personenauto; wagon; spoorwagon; handkar
Wiktionary Translations for conduire une voiture:
conduire une voiture
verb
-
zich voortbewegen door een auto te besturen