Translate cajolerie from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

cajolerie:
- knuffel; liefkozing; compliment; vleierij; streling; aanhalen; aanhaling; vleien; aai; aaiing; gestreel; geknuffel
Wiktionary:
- cajolerie → aanhaligheid

French

Detailed Translations for cajolerie from French to Dutch

la cajolerie (caresse; câlinerie)
de knuffel; de liefkozing
- knuffel [de ~ (m)] noun
- liefkozing [de ~ (v)] noun
la cajolerie (compliment; flatterie)
het compliment; de vleierij
- compliment [het ~] noun
- vleierij [de ~ (v)] noun
la cajolerie (câlinerie; caresse)
de liefkozing; de streling; aanhalen; de aanhaling
- liefkozing [de ~ (v)] noun
- streling [de ~ (v)] noun
- aanhalen [znw.] noun
- aanhaling [de ~ (v)] noun
la cajolerie (caresse; câlin; flatterie; caresses; câlinerie)
de liefkozing; aanhalen; de streling; vleien; de aai; aaiing; gestreel
- liefkozing [de ~ (v)] noun
- aanhalen [znw.] noun
- streling [de ~ (v)] noun
- vleien [znw.] noun
- aai [de ~ (m)] noun
- aaiing [znw.] noun
- gestreel [znw.] noun
la cajolerie (câlins; caresse; caresses)
de liefkozing; het geknuffel
- liefkozing [de ~ (v)] noun
- geknuffel [het ~] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
aai	cajolerie; caresse; caresses; câlin; câlinerie; flatterie
aaiing	cajolerie; caresse; caresses; câlin; câlinerie; flatterie
aanhalen	cajolerie; caresse; caresses; câlin; câlinerie; flatterie
aanhaling	cajolerie; caresse; câlinerie	accolade; citation
compliment	cajolerie; compliment; flatterie
geknuffel	cajolerie; caresse; caresses; câlins
gestreel	cajolerie; caresse; caresses; câlin; câlinerie; flatterie
knuffel	cajolerie; caresse; câlinerie
liefkozing	cajolerie; caresse; caresses; câlin; câlinerie; câlins; flatterie	douceur; passion; tendresse
streling	cajolerie; caresse; caresses; câlin; câlinerie; flatterie
vleien	cajolerie; caresse; caresses; câlin; câlinerie; flatterie
vleierij	cajolerie; compliment; flatterie	enjolivement; flagornerie; flatterie; flatteries
Verb	Related Translations	Other Translations
aanhalen		aiguiser; citer; intensifier; raffermir; rendre plus actif; renforcer
vleien		flagorner; flatter; manier la brosse à reluire; marcher à quatre pattes; ramper