Home ->Dictionaries ->French/Dutch ->Translate faire plaisir à

Translate faire plaisir à from French to Dutch

Summary
French to Dutch:   more detail...
  1. faire plaisir à:

French

Detailed Translations for faire plaisir à from French to Dutch

faire plaisir à:

faire plaisir à verb

  1. faire plaisir à (plaire; faire la coquette; flirter; coqueter)
    bevallen; plezieren; gelieven; behagen; aanstaan
    • bevallen verb (beval, bevalt, beviel, bevielen, bevallen)
    • plezieren verb (plezier, pleziert, plezierde, plezierden, geplezierd)
    • gelieven verb (gelief, gelieft, geliefde, geliefden, geliefd)
    • behagen verb (behaag, behaagt, behaagde, behaagden, behaagd)
    • aanstaan verb (sta aan, staat aan, stond aan, stonden aan, aangestaan)
  2. faire plaisir à (plaire à)
    bevallen; plezieren; aangenaam aandoen
    • bevallen verb (beval, bevalt, beviel, bevielen, bevallen)
    • plezieren verb (plezier, pleziert, plezierde, plezierden, geplezierd)
    • aangenaam aandoen verb (doe aangenaam aan, doet aangenaam aan, deed aangenaam aan, deden aangenaam aan, aangenaam aangedaan)
  3. faire plaisir à (rendre heureux; réjouir; enchanter; rendre service à)
    verheugd; verblijden; plezieren; in verrukking brengen; blij maken; verrukken
    • verheugd verb
    • verblijden verb (verblijd, verblijdt, verblijdde, verblijdden, verblijd)
    • plezieren verb (plezier, pleziert, plezierde, plezierden, geplezierd)
    • in verrukking brengen verb (breng in verrukking, brengt in verrukking, bracht in verrukking, brachten in verrukking, in verrukking gebracht)
    • blij maken verb (maak blij, maakt blij, maakte blij, maakten blij, blij gemaakt)
    • verrukken verb (verruk, verrukt, verrukte, verrukten, verrukt)
  4. faire plaisir à (rendre service; rendre service à)
    iemand een genoegen doen; blij maken; goeddoen; iemand plezieren
  5. faire plaisir à (remonter le moral à; ragaillardir; rafraîchir; )
    blij maken; opfleuren; vrolijker worden; verkwikken; opmonteren
    • blij maken verb (maak blij, maakt blij, maakte blij, maakten blij, blij gemaakt)
    • opfleuren verb (fleur op, fleurt op, fleurde op, fleurden op, opgefleurd)
    • verkwikken verb (verkwik, verkwikt, verkwikte, verkwikten, verkwikt)
    • opmonteren verb (monter op, montert op, monterde op, monterden op, opgemonterd)

Translation Matrix for faire plaisir à:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aangenaam aandoen faire plaisir à; plaire à
aanstaan coqueter; faire la coquette; faire plaisir à; flirter; plaire amuser; bien aller; convenir; jouir de; marcher; plaire; se plaire; sembler bon; être allumé; être apte à; être convenable; être en service
behagen coqueter; faire la coquette; faire plaisir à; flirter; plaire
bevallen coqueter; faire la coquette; faire plaisir à; flirter; plaire; plaire à accoucher; attirer; bien aller; charmer; convenir; enchanter; enjôler; envoûter; plaire; produire; se plaire; séduire; être apte à; être convenable
blij maken enchanter; faire plaisir à; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; rendre heureux; rendre service; rendre service à; requinquer; réconforter; réjouir; se remettre; se requinquer; égayer faire plaisir
gelieven coqueter; faire la coquette; faire plaisir à; flirter; plaire
goeddoen faire plaisir à; rendre service; rendre service à aider; faire du bien; faire la charité; rendre service; secourir; tendre la main; venir en aide de
iemand een genoegen doen faire plaisir à; rendre service; rendre service à
iemand plezieren faire plaisir à; rendre service; rendre service à
in verrukking brengen enchanter; faire plaisir à; rendre heureux; rendre service à; réjouir
opfleuren faire plaisir à; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; requinquer; réconforter; se remettre; se requinquer; égayer rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; reprendre des forces; s'épanouir; se remettre; éclore
opmonteren faire plaisir à; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; requinquer; réconforter; se remettre; se requinquer; égayer
plezieren coqueter; enchanter; faire la coquette; faire plaisir à; flirter; plaire; plaire à; rendre heureux; rendre service à; réjouir
verblijden enchanter; faire plaisir à; rendre heureux; rendre service à; réjouir
verheugd enchanter; faire plaisir à; rendre heureux; rendre service à; réjouir
verkwikken faire plaisir à; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; requinquer; réconforter; se remettre; se requinquer; égayer rafraîchir; ragaillardir; ranimer; remonter le moral à; renouveler; réconforter; se rafraîchir
verrukken enchanter; faire plaisir à; rendre heureux; rendre service à; réjouir
vrolijker worden faire plaisir à; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; requinquer; réconforter; se remettre; se requinquer; égayer
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
verheugd avec enjouement; avec joie; content; de bonne humeur; enchanté; enjoué; gai; heureux; joyeusement; joyeux; ravi; réjoui; réjouissant; satisfait; transporté de joie
OtherRelated TranslationsOther Translations
verrukken ravir

External Machine Translations:

Related Translations for faire plaisir à







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0331 seconds
Page rendered in 1.0 seconds