Translate ferme from French to Dutch

Remove Ads

Summary

French to Dutch: more detail...

ferme:
- boerderij; boerenhofstede; hoeve; boerenhoeve; boerenbedrijf; boerenhuis; boerenwoning; dakstoel
- sterk; krachtig; stevig; flink; fysiek sterk; ferm; krachtdadig; doortastend; drastisch; standvastig; kordaat; trots; groots; glorieus; fier; prat; fiks; moedig; dapper; moreel sterk; beslist; karaktervast; zeker; absoluut; stellig; ronduit; solide; degelijk; volhardend; vasthoudend; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; onvoorwaardelijk; pertinent; vaststaand; volstrekt; vast en zeker; ten enenmale; vastbesloten; energiek; vief; levendig; vol fut; geanimeerd; vol energie
fermer:
- afsluiten; sluiten; toedoen; dichtdoen; toemaken; dichtmaken; toetrekken; blokkeren; stremmen; vergrendelen; locken; afgrendelen; op slot zetten; op slot doen; grendelen; borgen; begrenzen; afbakenen; afzetten; omlijnen; afpalen; dicht maken; naar einde toewerken; dichtdraaien; opheffen; teniet doen; verijdelen; nullificeren; vernietigen; ondervangen; toedraaien; dichtbinden; toebinden
Wiktionary:
- ferme → gevestigd, hecht, stevig, vast, ferm, flink, kordaat
- ferme → boerderij
- ferme → beslist, besluitvaardig, boerderij, stevig, kaarsrecht
- fermer → op slot doen, sluiten, afsluiten, dichtdoen, dichtmaken, toedoen
- fermer → dichten, dichtdoen, sluiten, afsluiten, op slot doen, dichtklappen

French

Detailed Translations for ferme from French to Dutch

ferme:

ferme [la ~] noun

la ferme (exploitation agricole; métairie; grande ferme; habitat rural)
de boerderij; de boerenhofstede; de hoeve; de boerenhoeve
- boerderij [de ~ (v)] noun
- boerenhofstede [de ~] noun
- hoeve [de ~] noun
- boerenhoeve [de ~] noun
la ferme (agriculture; exploitation agricole)
het boerenbedrijf
- boerenbedrijf [het ~] noun
la ferme (grande ferme)
het boerenhuis; de boerenwoning
- boerenhuis [het ~] noun
- boerenwoning [de ~ (v)] noun
la ferme (comble)
de dakstoel
- dakstoel [de ~ (m)] noun

ferme adj

ferme (costaud; vigoureux; fermement)
sterk; krachtig; stevig; flink; fysiek sterk; ferm
- sterk adj
- krachtig adj
- stevig adj
- flink adj
- fysiek sterk adj
- ferm adj
ferme (dynamique; fermement; énergiquement; énergique)
krachtdadig; doortastend; drastisch; sterk; ferm; krachtig
- krachtdadig adj
- doortastend adj
- drastisch adj
- sterk adj
- ferm adj
- krachtig adj
ferme (décidé; solide; résolument; inébranlable; tenace; résolu; solidement; tenacement)
standvastig; kordaat; ferm
- standvastig adj
- kordaat adj
- ferm adj
ferme (fier; fière; orgueilleux; fièrement; courageux; glorieux; altier)
trots; groots; glorieus; fier; prat; flink
- trots adj
- groots adj
- glorieus adj
- fier adj
- prat adj
- flink adj
ferme (vigoureux; fort; costaud; robuste; fermement; solide; stable; inébranlable; solidement)
stevig; ferm; flink; fiks
- stevig adj
- ferm adj
- flink adj
- fiks adj
ferme (solide; vigoureux; décidé; résolu; fermement; vif; en termes vifs)
moedig; flink; dapper; ferm; moreel sterk
- moedig adj
- flink adj
- dapper adj
- ferm adj
- moreel sterk adj
ferme (de façon décidée; agissant; résolu; intrépide; sûr; hardi; crâne; efficace; décidé; brave; expéditif)
krachtig; beslist; doortastend; kordaat; ferm; krachtdadig
- krachtig adj
- beslist adj
- doortastend adj
- kordaat adj
- ferm adj
- krachtdadig adj
ferme (de caractère fiable; de caractère stable)
karaktervast
- karaktervast adj
ferme (réel; sûrement; certainement; certain; effectivement; véritable; effectif; réellement; véritablement; catégorique; catégoriquement)
beslist; zeker; absoluut; stellig; ronduit
- beslist adj
- zeker adj
- absoluut adj
- stellig adj
- ronduit adv
ferme (solide; résistant; fort; robuste)
solide; stevig; degelijk
- solide adj
- stevig adj
- degelijk adj
ferme (vigoureux; résolu; fermement; dynamique; avec force; énergique)
doortastend; krachtdadig; drastisch; krachtig; ferm
- doortastend adj
- krachtdadig adj
- drastisch adj
- krachtig adj
- ferm adj
ferme (inébranlable; persévérant; vigoureux; irréductible; immuable; fermement; tenace; constant; constamment)
standvastig; volhardend; vasthoudend; onwankelbaar; onwrikbaar; pal
- standvastig adj
- volhardend adj
- vasthoudend adj
- onwankelbaar adj
- onwrikbaar adj
- pal adv
ferme (inconditionnel; absolument; inconditionnellement; absolu; sûr; certainement; pertinent; incontestable; incontestablement; certain; catégorique; sans réserve; indubitable; final; sans doute; formel; formellement; catégoriquement; sans conditions; complètement; décidé; indéniable; assurément; pertinemment; sans aucun doute; positivement; d'une façon décidée)
onvoorwaardelijk; absoluut; zeker; pertinent; vaststaand; volstrekt; vast en zeker; ten enenmale
- onvoorwaardelijk adj
- absoluut adj
- zeker adj
- pertinent adj
- vaststaand adj
- volstrekt adj
- vast en zeker adj
- ten enenmale adj
ferme (résolu; déterminé; décidé; fermement; résolument; avec fermeté; de façon déterminée)
vastbesloten
- vastbesloten adj
ferme (énergique; animé; dynamique; fort; alerte)
energiek; vief; levendig; vol fut; geanimeerd
- energiek adj
- vief adj
- levendig adj
- vol fut adj
- geanimeerd adj
ferme (énergique; fort; résolu)
krachtig; energiek; vol energie
- krachtig adj
- energiek adj
- vol energie adj

Translation Matrix for ferme:

Noun	Related Translations	Other Translations
boerderij	exploitation agricole; ferme; grande ferme; habitat rural; métairie
boerenbedrijf	agriculture; exploitation agricole; ferme
boerenhoeve	exploitation agricole; ferme; grande ferme; habitat rural; métairie
boerenhofstede	exploitation agricole; ferme; grande ferme; habitat rural; métairie
boerenhuis	ferme; grande ferme	bouchon de verre; cloche
boerenwoning	ferme; grande ferme
dakstoel	comble; ferme
hoeve	exploitation agricole; ferme; grande ferme; habitat rural; métairie
pal		ami; ami intime; amie; associé; bien-aimé; bon ami; bonne amie; camarade; compagne; compagnon; copain; copine; direct; petit ami; petit copain; pote
trots		fierté; gloire; honneur; orgueil; réputation; sentiment d'honneur; vanité
Adjective	Related Translations	Other Translations
absoluut	absolu; absolument; assurément; catégorique; catégoriquement; certain; certainement; complètement; d'une façon décidée; décidé; effectif; effectivement; ferme; final; formel; formellement; inconditionnel; inconditionnellement; incontestable; incontestablement; indubitable; indéniable; pertinemment; pertinent; positivement; réel; réellement; sans aucun doute; sans conditions; sans doute; sans réserve; sûr; sûrement; véritable; véritablement	profond; totalement
beslist	agissant; brave; catégorique; catégoriquement; certain; certainement; crâne; de façon décidée; décidé; effectif; effectivement; efficace; expéditif; ferme; hardi; intrépide; réel; réellement; résolu; sûr; sûrement; véritable; véritablement	assuré; assurément; avec fermeté; certain; certainement; certes; complet; décidé; déterminé; en vérité; entier; juste; mais si!; parfait; positif; réellement; sans doute; sûr; vraiment; véridique; véridiquement; véritablement
dapper	décidé; en termes vifs; ferme; fermement; résolu; solide; vif; vigoureux	brave; bravement; courageusement; courageux; hardi; hardiment; héroïque; héroïquement; intrépide; téméraire; vaillamment; vaillant
degelijk	ferme; fort; robuste; résistant; solide	approfondi; bien pesé; crédible; d'une manière sensée; de bonne qualité; en profondeur; fiable; fondé; honnête; irrefutable; juste; légitime; médité; mûri; plausible; profond; profondément; qui tient debout; raisonnable; raisonnablement; robuste; réfléchi; résistant; solide; solidement; sérieux; très approfondi; très poussé; vraisemblable
doortastend	agissant; avec force; brave; crâne; de façon décidée; dynamique; décidé; efficace; expéditif; ferme; fermement; hardi; intrépide; résolu; sûr; vigoureux; énergique; énergiquement
drastisch	avec force; dynamique; ferme; fermement; résolu; vigoureux; énergique; énergiquement
energiek	alerte; animé; dynamique; ferme; fort; résolu; énergique	actif; activement; animé; avec beaucoup d'énergie; avec vivacité; dynamique; energique; remuant; résolument; vif; vive; vivement; énergique; énergiquement
ferm	agissant; avec force; brave; costaud; crâne; de façon décidée; dynamique; décidé; efficace; en termes vifs; expéditif; ferme; fermement; fort; hardi; intrépide; inébranlable; robuste; résolu; résolument; solide; solidement; stable; sûr; tenace; tenacement; vif; vigoureux; énergique; énergiquement	costaud; fort; robuste; solide
fier	altier; courageux; ferme; fier; fière; fièrement; glorieux; orgueilleux	avec distinction; convenable; convenablement; cérémonieusement; cérémonieux; dignement; distingué; illustre; impressionnant; majestueusement; majestueux; prestigieux; princier; princièrement; solennellement; éminent
fiks	costaud; ferme; fermement; fort; inébranlable; robuste; solide; solidement; stable; vigoureux	costaud; fort; robuste; solide
flink	altier; costaud; courageux; décidé; en termes vifs; ferme; fermement; fier; fière; fièrement; fort; glorieux; inébranlable; orgueilleux; robuste; résolu; solide; solidement; stable; vif; vigoureux	colossal; considérable; considérablement; considéré; costaud; d'importance; de grande envergure; de manière importante; fort; fortement; immense; important; notable; notablement; remarquable; respectable; robuste; robustement; signifiant; solide; solidement; substantiel; vaste; éminent; énorme; énormément
geanimeerd	alerte; animé; dynamique; ferme; fort; énergique	animé; avec animation; avec enjouement; avec vivacité; qui parle en gesticulant
glorieus	altier; courageux; ferme; fier; fière; fièrement; glorieux; orgueilleux
groots	altier; courageux; ferme; fier; fière; fièrement; glorieux; orgueilleux	ambitieux; ample; au mieux; avec éclat; brillant; colossal; comme un prince; considérable; de façon généreuse; de grande envergure; de première classe; en grand; excellent; extraordinaire; extraordinairement; fabuleux; fantastique; fastueux; formidable; grandiose; généreusement; généreux; immense; imposant; impressionnant; large; magnanime; magnanimement; magnifique; merveilleux; noble; noblement; parfait; phénoménal; pompeux; prestigieux; princièrement; resplendissant; saillant; somptueux; spectaculaire; splendide; sublime; superbe; vaste; éblouissant; éclatant; énorme
kordaat	agissant; brave; crâne; de façon décidée; décidé; efficace; expéditif; ferme; hardi; intrépide; inébranlable; résolu; résolument; solide; solidement; sûr; tenace; tenacement	avec fermeté; décidé; déterminé
krachtdadig	agissant; avec force; brave; crâne; de façon décidée; dynamique; décidé; efficace; expéditif; ferme; fermement; hardi; intrépide; résolu; sûr; vigoureux; énergique; énergiquement
krachtig	agissant; avec force; brave; costaud; crâne; de façon décidée; dynamique; décidé; efficace; expéditif; ferme; fermement; fort; hardi; intrépide; résolu; sûr; vigoureux; énergique; énergiquement	d'une manière efficace; effectif; efficace; explicite; explicitement; formel; formellement; fort; fortement; intense; intensément; vif; vivement; véhément
levendig	alerte; animé; dynamique; ferme; fort; énergique	actif; activement; agité; alerte; animé; avec animation; avec beaucoup d'énergie; avec enjouement; avec joie; avec vivacité; chauffé; d'une manière agitée; de bonne humeur; dynamique; dégourdi; enchanté; enjoué; excité; gai; gaie; gaiement; hardiment; heureux; irrité; jovial; joyeuse; joyeusement; joyeux; plein de joie; pétulant; ravi; remuant; réjouissant; transporté de joie; très gai; turbulent; vexé; vif; vive; vivement; échauffé; énergique; énergiquement; éveillé
moedig	décidé; en termes vifs; ferme; fermement; résolu; solide; vif; vigoureux	brave; bravement; courageusement; courageux; hardi; hardiment; héroïque; héroïquement; intrépide; téméraire; vaillamment; vaillant
onvoorwaardelijk	absolu; absolument; assurément; catégorique; catégoriquement; certain; certainement; complètement; d'une façon décidée; décidé; ferme; final; formel; formellement; inconditionnel; inconditionnellement; incontestable; incontestablement; indubitable; indéniable; pertinemment; pertinent; positivement; sans aucun doute; sans conditions; sans doute; sans réserve; sûr
onwankelbaar	constamment; constant; ferme; fermement; immuable; inébranlable; irréductible; persévérant; tenace; vigoureux
onwrikbaar	constamment; constant; ferme; fermement; immuable; inébranlable; irréductible; persévérant; tenace; vigoureux	buté; entêté; obstiné; obstinément; opiniâtre; opiniâtrement; tenace; têtu
pertinent	absolu; absolument; assurément; catégorique; catégoriquement; certain; certainement; complètement; d'une façon décidée; décidé; ferme; final; formel; formellement; inconditionnel; inconditionnellement; incontestable; incontestablement; indubitable; indéniable; pertinemment; pertinent; positivement; sans aucun doute; sans conditions; sans doute; sans réserve; sûr
prat	altier; courageux; ferme; fier; fière; fièrement; glorieux; orgueilleux
solide	ferme; fort; robuste; résistant; solide	bien pesé; costaud; crédible; fondé; fort; irrefutable; juste; légitime; médité; mûri; plausible; qui tient debout; raisonnable; raisonnablement; robuste; réfléchi; solide; solidement; vraisemblable
standvastig	constamment; constant; décidé; ferme; fermement; immuable; inébranlable; irréductible; persévérant; résolu; résolument; solide; solidement; tenace; tenacement; vigoureux
stellig	catégorique; catégoriquement; certain; certainement; effectif; effectivement; ferme; réel; réellement; sûrement; véritable; véritablement	certain; certainement; certes; complet; en vérité; entier; juste; mais si!; parfait; positif; réellement; sans doute; sûr; vraiment; véridique; véridiquement; véritablement
sterk	costaud; dynamique; ferme; fermement; vigoureux; énergique; énergiquement	costaud; fort; robuste; solide
stevig	costaud; ferme; fermement; fort; inébranlable; robuste; résistant; solide; solidement; stable; vigoureux	conversation corsée; corsé; costaud; fort; robuste; solide; solidement; stable; vigoureusement; vigoureux
trots	altier; courageux; ferme; fier; fière; fièrement; glorieux; orgueilleux	arrogant; avec arrogance; avec condescence; avec distinction; condescent; convenable; convenablement; cérémonieusement; cérémonieux; de haut; dignement; distingué; dédaigneux; hautain; illustre; impressionnant; majestueusement; majestueux; orgueilleuse; orgueilleusement; orgueilleux; prestigieux; princier; princièrement; solennellement; suffisant; supérieur; éminent
vastbesloten	avec fermeté; de façon déterminée; décidé; déterminé; ferme; fermement; résolu; résolument
vasthoudend	constamment; constant; ferme; fermement; immuable; inébranlable; irréductible; persévérant; tenace; vigoureux
vaststaand	absolu; absolument; assurément; catégorique; catégoriquement; certain; certainement; complètement; d'une façon décidée; décidé; ferme; final; formel; formellement; inconditionnel; inconditionnellement; incontestable; incontestablement; indubitable; indéniable; pertinemment; pertinent; positivement; sans aucun doute; sans conditions; sans doute; sans réserve; sûr	certain; définitif; définitivement; fixe; irrévocable; permanent; pour de bon; pour toujours; établi
vief	alerte; animé; dynamique; ferme; fort; énergique
volhardend	constamment; constant; ferme; fermement; immuable; inébranlable; irréductible; persévérant; tenace; vigoureux
volstrekt	absolu; absolument; assurément; catégorique; catégoriquement; certain; certainement; complètement; d'une façon décidée; décidé; ferme; final; formel; formellement; inconditionnel; inconditionnellement; incontestable; incontestablement; indubitable; indéniable; pertinemment; pertinent; positivement; sans aucun doute; sans conditions; sans doute; sans réserve; sûr	total; totalement
zeker	absolu; absolument; assurément; catégorique; catégoriquement; certain; certainement; complètement; d'une façon décidée; décidé; effectif; effectivement; ferme; final; formel; formellement; inconditionnel; inconditionnellement; incontestable; incontestablement; indubitable; indéniable; pertinemment; pertinent; positivement; réel; réellement; sans aucun doute; sans conditions; sans doute; sans réserve; sûr; sûrement; véritable; véritablement	assuré; assurément; bien entendu; bien sûr; cela va de soi; cependant; certain; certainement; certes; complet; d'ailleurs; de toute façon; de toute évidence; effectivement; en effet; en vérité; entier; forcément; juste; mais oui; mais si; mais si!; naturel; naturellement; parfait; positif; pourtant; quand même; réellement; sans aucun doute; sans contrainte; sans doute; sûr; tout de même; tout à fait; vraiment; véridique; véridiquement; véritablement; évidemment; évident
Adverb	Related Translations	Other Translations
pal	constamment; constant; ferme; fermement; immuable; inébranlable; irréductible; persévérant; tenace; vigoureux
ronduit	catégorique; catégoriquement; certain; certainement; effectif; effectivement; ferme; réel; réellement; sûrement

Synonyms for "ferme":

affirmatif; catégorique; positif; barre; tige; baguette; barreau; tringle; levier; axe; épar; traverse; bâton; borderie; métairie; closerie; domaine; consistant; solide; épais; cohérent; dur; copieux; coriace; plantureux; endurant; résistant; infatigable; patient; éprouvé; stoïque; résigné; persévérant; énergique; actif; décidé; résolu; courageux; déterminé; volontaire; faîtage; arête; charpente; comble; faîte; poutre; farouche; sauvage; indompté; ombrageux; fier; timide; asocial; misanthrope; torve; tenace; redevance; fermette; mas; fixe; immobile; immuable; permanent; sédentaire; invariable; stable; définitif; irrévocable; constant; arrêté; assuré; régulier; fort; fortin; forteresse; vigoureux; robuste; puissant; herculéen; athlétique; trapu; trempé; capable; doué; habile; intelligent; invincible; continu; inaltérable; durable; figé; stationnaire; imperturbable; impassible; flegmatique; froid; placide; inébranlable; insensible; indifférent; apathique; inchangé; identique; égal; kibboutz; exploitation; bastide; maison; faîtière; sablière; lambourde; chevêtre; madrier; solive; poutrelle; longeron; ranch; incassable; inusable; assis; stoïcien; austère; héroïque; impavide; stoïcienne; courageuse; dure

Wiktionary Translations for ferme:

ferme

adjective

Qui a de la consistance, de la dureté.
- ferme → gevestigd; hecht; stevig; vast

ferme

noun

een onderneming van een boer
- boerderij → ferme; domaine

adjective

krachtig, kracht tonend
- ferm → ferme
stevig van lichaamsbouw
- flink → ferme; solide
vastbesloten, vastberaden
- kordaat → résolu; ferme

Cross Translation:

From	To	Via
• ferme	→ beslist; besluitvaardig	↔ decisive — marked by promptness and decision
• ferme	→ boerderij	↔ farm — a place where agricultural activities take place
• ferme	→ stevig; kaarsrecht	↔ perky — standing upright; firm
• ferme	→ boerderij	↔ Bauernhof — Landwirtschaft: Wohnhaus, Stallungen, Wirtschaftsgelände und Felder, die zusammengenommen einen kleinen landwirtschaftlichen Betrieb darstellen

fermer:

fermer verb (ferme, fermes, fermons, fermez, ferment, fermais, fermait, fermions, fermiez, fermaient, fermai, fermas, ferma, fermâmes, fermâtes, fermèrent, fermerai, fermeras, fermera, fermerons, fermerez, fermeront)

fermer (clore; verrouiller; boucler)
afsluiten; sluiten; toedoen; dichtdoen; toemaken
- afsluiten verb (sluit af, sloot af, sloten af, afgesloten)
- sluiten verb (sluit, sloot, sloten, gesloten)
- toedoen verb (doe toe, doet toe, deed toe, deden toe, toegedaan)
- dichtdoen verb (doe dicht, doet dicht, deed dicht, deden dicht, dichtgedaan)
- toemaken verb
fermer (clore; boucler; verrouiller; cacheter; apposer les scellés)
sluiten; dichtdoen; toedoen; dichtmaken; toetrekken
- sluiten verb (sluit, sloot, sloten, gesloten)
- dichtdoen verb (doe dicht, doet dicht, deed dicht, deden dicht, dichtgedaan)
- toedoen verb (doe toe, doet toe, deed toe, deden toe, toegedaan)
- dichtmaken verb (maak dicht, maakt dicht, maakte dicht, maakten dicht, dichtgemaakt)
- toetrekken verb (trek toe, trekt toe, trok toe, trokken toe, toegetrokken)
fermer (bloquer; barrer)
blokkeren; stremmen
- blokkeren verb (blokkeer, blokkeert, blokkeerde, blokkeerden, geblokkeerd)
- stremmen verb (strem, stremt, stremde, stremden, gestremd)
fermer (verrouiller; boucler; fermer au verrou; clore)
vergrendelen; locken; afsluiten; sluiten; afgrendelen; op slot zetten; op slot doen; grendelen; borgen; dichtdoen; dichtmaken
- vergrendelen verb (vergrendel, vergrendelt, vergrendelde, vergrendelden, vergrendeld)
- locken verb (lock, lockt, lockte, lockten, gelockt)
- afsluiten verb (sluit af, sloot af, sloten af, afgesloten)
- sluiten verb (sluit, sloot, sloten, gesloten)
- afgrendelen verb (grendel af, grendelt af, grendelde af, grendelden af, afgegrendeld)
- op slot zetten verb
- op slot doen verb (doe op slot, doet op slot, deed op slot, deden op slot, op slot gedaan)
- grendelen verb (grendel, grendelt, grendelde, grendelden, gegrendeld)
- borgen verb
- dichtdoen verb (doe dicht, doet dicht, deed dicht, deden dicht, dichtgedaan)
- dichtmaken verb (maak dicht, maakt dicht, maakte dicht, maakten dicht, dichtgemaakt)
fermer (barrer; marquer; entourer; tracer; piqueter; préciser; contourner; tromper; clôturer; borner; jalonner; escroquer; soutirer)
begrenzen; afbakenen; afzetten; omlijnen; afpalen
- begrenzen verb (begrens, begrenst, begrenste, begrensten, begrenst)
- afbakenen verb (baken af, bakent af, bakende af, bakenden af, afgebakend)
- afzetten verb (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
- omlijnen verb (omlijn, omlijnt, omlijnde, omlijnden, omlijnd)
- afpalen verb (paal af, paalt af, paalde af, paalden af, afgepaald)
fermer
dicht maken
- dicht maken verb
fermer
sluiten
- sluiten verb (sluit, sloot, sloten, gesloten)
fermer (terminer; clôturer; conclure; clore; barrer; boucher; verrouiller)
afsluiten; naar einde toewerken
- afsluiten verb (sluit af, sloot af, sloten af, afgesloten)
- naar einde toewerken verb
fermer (fermer en tournant; serrer)
dichtdraaien
- dichtdraaien verb (draai dicht, draait dicht, draaide dicht, draaiden dicht, dichtgedraaid)
fermer (annihiler; annuler; supprimer; liquider; dénouer; décrocher; lever; déboutonner)
opheffen; teniet doen; verijdelen; nullificeren; vernietigen; ondervangen
- opheffen verb (hef op, heft op, hief op, hieven op, opgeheven)
- teniet doen verb
- verijdelen verb (verijdel, verijdelt, verijdelde, verijdelden, verijdeld)
- nullificeren verb
- vernietigen verb (vernietig, vernietigt, vernietigde, vernietigden, vernietigd)
- ondervangen verb (ondervang, ondervangt, onderving, ondervingen, ondervangen)
fermer (fermer en tournant; verrouiller; clore)
toedraaien
- toedraaien verb (draai toe, draait toe, draaide toe, draaiden toe, toegedraaid)
fermer (ficeler; lier; relier; boucler; clore)
dichtbinden; toebinden
- dichtbinden verb (bind dicht, bindt dicht, bond dicht, bonden dicht, dichtgebonden)
- toebinden verb (bind toe, bindt toe, bond toe, bonden toe, toegebonden)

Conjugations for fermer:

Présent

ferme
fermes
ferme
fermons
fermez
ferment

imparfait

fermais
fermais
fermait
fermions
fermiez
fermaient

passé simple

fermai
fermas
ferma
fermâmes
fermâtes
fermèrent

futur simple

fermerai
fermeras
fermera
fermerons
fermerez
fermeront

subjonctif présent

que je ferme
que tu fermes
qu'il ferme
que nous fermions
que vous fermiez
qu'ils ferment

conditionnel présent

fermerais
fermerais
fermerait
fermerions
fermeriez
fermeraient

passé composé

ai fermé
as fermé
a fermé
avons fermé
avez fermé
ont fermé

divers

ferme!
fermez!
fermons!
fermé
fermant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for fermer:

Noun	Related Translations	Other Translations
afbakenen		balisage; délimitation; démarcation
afgrendelen		verrouillage
afpalen		balisage; délimitation; démarcation
afsluiten		arrêt; fermeture du magasin; verrouillage du magasin
afzetten		amputer; repriser
borgen		acte de verouiller
dichtdoen		fermeture; verrouillage
dichtdraaien		fermeture; verrouillage
dichtmaken		barrage; clôture; fermeture; fermoir; verrouillage
opheffen		abrogation; action de révoquer; cessation; dédit; révocation
toedoen		concours
Verb	Related Translations	Other Translations
afbakenen	barrer; borner; clôturer; contourner; entourer; escroquer; fermer; jalonner; marquer; piqueter; préciser; soutirer; tracer; tromper
afgrendelen	boucler; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller	fermer au verrou; verrouiller
afpalen	barrer; borner; clôturer; contourner; entourer; escroquer; fermer; jalonner; marquer; piqueter; préciser; soutirer; tracer; tromper
afsluiten	barrer; boucher; boucler; clore; clôturer; conclure; fermer; fermer au verrou; terminer; verrouiller	achever; arrêter; cadenasser; casser; cesser; conclure; couper; délimiter; en finir; fermer à clé; finir; interrompre; limiter; mettre au point; mettre fin à; parachever; parvenir à enlever; prendre fin; quitter; résilier; s'achever; se terminer; stopper; suspendre; tenir levé; terminer
afzetten	barrer; borner; clôturer; contourner; entourer; escroquer; fermer; jalonner; marquer; piqueter; préciser; soutirer; tracer; tromper	amputer; arrêter; avoir; berner; border; couillonner; couper; descendre; duper; débrancher; débrayer; décevoir; déconnecter; déposer quelque part; encadrer; enjôler; escroquer; faire descendre; faire le charlatan; flouer; laisser quelque part; leurrer; mettre dedans; mettre hors de circuit; rouler; soutirer; stopper; tondre; tricher; tromper; écorcher; étriller; être dupé; être trompé
begrenzen	barrer; borner; clôturer; contourner; entourer; escroquer; fermer; jalonner; marquer; piqueter; préciser; soutirer; tracer; tromper	borner; contenir; délimiter; limiter; mettre des limites à; restreindre
blokkeren	barrer; bloquer; fermer	bloquer
borgen	boucler; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller
dicht maken	fermer
dichtbinden	boucler; clore; fermer; ficeler; lier; relier	attacher; ficeler; fixer; lier; ligoter; nouer; relier
dichtdoen	apposer les scellés; boucler; cacheter; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller	boutonner; cadenasser; fermer à clé
dichtdraaien	fermer; fermer en tournant; serrer
dichtmaken	apposer les scellés; boucler; cacheter; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller	calfeutrer; colmater; obturer; taper
grendelen	boucler; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller
locken	boucler; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller
naar einde toewerken	barrer; boucher; clore; clôturer; conclure; fermer; terminer; verrouiller
nullificeren	annihiler; annuler; déboutonner; décrocher; dénouer; fermer; lever; liquider; supprimer	annuler
omlijnen	barrer; borner; clôturer; contourner; entourer; escroquer; fermer; jalonner; marquer; piqueter; préciser; soutirer; tracer; tromper
ondervangen	annihiler; annuler; déboutonner; décrocher; dénouer; fermer; lever; liquider; supprimer	annuler; attraper; intercepter; parer à; parer à un inconvénient; prévenir; remédier à; saisir
op slot doen	boucler; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller
op slot zetten	boucler; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller
opheffen	annihiler; annuler; déboutonner; décrocher; dénouer; fermer; lever; liquider; supprimer	abolir; annuler; briser; dissoudre; déroger; détruire; hisser; interrompre; lever; liquider; monter; rompre; résilier; résoudre; soulever; supprimer; transgresser; élever
sluiten	apposer les scellés; boucler; cacheter; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller
stremmen	barrer; bloquer; fermer	se coaguler; se solidifier; verrouiller
teniet doen	annihiler; annuler; déboutonner; décrocher; dénouer; fermer; lever; liquider; supprimer	annuler
toebinden	boucler; clore; fermer; ficeler; lier; relier	attacher; ficeler; fixer; lier; ligoter; nouer; relier
toedoen	apposer les scellés; boucler; cacheter; clore; fermer; verrouiller
toedraaien	clore; fermer; fermer en tournant; verrouiller
toemaken	boucler; clore; fermer; verrouiller
toetrekken	apposer les scellés; boucler; cacheter; clore; fermer; verrouiller
vergrendelen	boucler; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller	verrouiller
verijdelen	annihiler; annuler; déboutonner; décrocher; dénouer; fermer; lever; liquider; supprimer	contrarier; déjouer; faire échouer
vernietigen	annihiler; annuler; déboutonner; décrocher; dénouer; fermer; lever; liquider; supprimer	annuler; casser; convertir en ferailles; démolir; détruire; dévaster; ravager; ruiner; saccager
-	terminer

Synonyms for "fermer":

barrer; rayer; barricader; arrêter; bloquer; boucher; clore; clôturer; colmater; obstruer; retenir; terminer; entourer

Wiktionary Translations for fermer:

fermer

verb

Clore.
- fermer → op slot doen; sluiten; afsluiten; dichtdoen; dichtmaken; toedoen

fermer

verb

toedoen, dichtmaken
- sluiten → fermer; clore

Cross Translation:

From	To	Via
• fermer	→ dichten	↔ close — obstruct (an opening)
• fermer	→ dichtdoen; sluiten	↔ close — move (a door)
• fermer	→ afsluiten; op slot doen	↔ lock — to fasten with a lock
• fermer	→ sluiten; dichtklappen	↔ shut — to close

Related Translations for ferme

Remove Ads

Translate ferme from French to Dutch

Detailed Translations for ferme from French to Dutch

ferme:

ferme [la ~] noun

la ferme (exploitation agricole; métairie; grande ferme; habitat rural)

la ferme (agriculture; exploitation agricole)

la ferme (grande ferme)

la ferme (comble)

ferme adj

ferme (costaud; vigoureux; fermement)

ferme (dynamique; fermement; énergiquement; énergique)

ferme (décidé; solide; résolument; inébranlable; tenace; résolu; solidement; tenacement)

ferme (fier; fière; orgueilleux; fièrement; courageux; glorieux; altier)

ferme (vigoureux; fort; costaud; robuste; fermement; solide; stable; inébranlable; solidement)

ferme (solide; vigoureux; décidé; résolu; fermement; vif; en termes vifs)

ferme (de façon décidée; agissant; résolu; intrépide; sûr; hardi; crâne; efficace; décidé; brave; expéditif)

ferme (de caractère fiable; de caractère stable)

ferme (réel; sûrement; certainement; certain; effectivement; véritable; effectif; réellement; véritablement; catégorique; catégoriquement)

ferme (solide; résistant; fort; robuste)

ferme (vigoureux; résolu; fermement; dynamique; avec force; énergique)

ferme (inébranlable; persévérant; vigoureux; irréductible; immuable; fermement; tenace; constant; constamment)

ferme (résolu; déterminé; décidé; fermement; résolument; avec fermeté; de façon déterminée)

ferme (énergique; animé; dynamique; fort; alerte)

ferme (énergique; fort; résolu)

Translation Matrix for ferme:

Synonyms for "ferme":

Wiktionary Translations for ferme:

fermer:

fermer verb (ferme, fermes, fermons, fermez, ferment, fermais, fermait, fermions, fermiez, fermaient, fermai, fermas, ferma, fermâmes, fermâtes, fermèrent, fermerai, fermeras, fermera, fermerons, fermerez, fermeront)

fermer (clore; verrouiller; boucler)

fermer (clore; boucler; verrouiller; cacheter; apposer les scellés)

fermer (bloquer; barrer)

fermer (verrouiller; boucler; fermer au verrou; clore)

fermer (barrer; marquer; entourer; tracer; piqueter; préciser; contourner; tromper; clôturer; borner; jalonner; escroquer; soutirer)

fermer