Translate monter en l'air from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

monter en l'air:
- klimmen; omhoogklimmen; opstijgen; in de lucht omhoogstijgen; stijgen; de hoogte ingaan

French

Detailed Translations for monter en l'air from French to Dutch

monter en l'air (grimper vers le haut; décoller)
klimmen; omhoogklimmen
- klimmen verb (klim, klimt, klom, klommen, geklommen)
- omhoogklimmen verb (klim omhoog, klimt omhoog, klom omhoog, klommen omhoog, omhooggeklommen)
monter en l'air (se dresser; s'élever)
opstijgen; in de lucht omhoogstijgen; stijgen; de hoogte ingaan
- opstijgen verb (stijg op, stijgt op, steeg op, stegen op, opgestegen)
- in de lucht omhoogstijgen verb
- stijgen verb (stijg, stijgt, steeg, stegen, gestegen)
- de hoogte ingaan verb (ga de hoogte in, gaat de hoogte in, ging de hoogte in, gingen de hoogte in, de hoogte ingegeaan)

Noun	Related Translations	Other Translations
klimmen		monter; prendre l'air; prendre son vol; s'élever
opstijgen		monter; prendre l'air; prendre son vol; s'élever
stijgen		ascension; escalade; monter; montée; prendre l'air; prendre son vol; s'élever
Verb	Related Translations	Other Translations
de hoogte ingaan	monter en l'air; s'élever; se dresser	accroître; agrandir; amplifier; augmenter; croître; grandir; grossir; s'accroître; s'agrandir; s'amplifier; s'élargir; s'étendre
in de lucht omhoogstijgen	monter en l'air; s'élever; se dresser
klimmen	décoller; grimper vers le haut; monter en l'air	escalader; faire l'ascension; gravir; grimper; monter
omhoogklimmen	décoller; grimper vers le haut; monter en l'air	escalader; faire l'ascension; gravir; grimper; monter
opstijgen	monter en l'air; s'élever; se dresser	bondir; dresser; décoller; monter; prendre de la hauteur; s'envoler; s'élever; se hisser; se retrouver au-dessus de; élever
stijgen	monter en l'air; s'élever; se dresser	accroître; agrandir; amplifier; augmenter; croître; escalader; faire l'ascension; grandir; gravir; grimper; grossir; lever; monter; prendre de la hauteur; s'accroître; s'agrandir; s'amplifier; s'élargir; s'élever; s'étendre