Summary
Dutch to German: more detail...
- oprichten:
-
Wiktionary:
- oprichten → aufrichten, errichten, gründen, etablieren
- oprichten → eröffnen, gründen, niederlassen, herstellen, aufrichten, aufstehen, heben, aufheben, erheben, zücken
Dutch
Detailed Translations for oprichten from Dutch to German
oprichten:
-
oprichten (stichten; instellen; invoeren)
-
oprichten (overeindzetten; optrekken)
Conjugations for oprichten:
o.t.t.
- richt op
- richt op
- richt op
- richten op
- richten op
- richten op
o.v.t.
- richtte op
- richtte op
- richtte op
- richtten op
- richtten op
- richtten op
v.t.t.
- heb opgericht
- hebt opgericht
- heeft opgericht
- hebben opgericht
- hebben opgericht
- hebben opgericht
v.v.t.
- had opgericht
- had opgericht
- had opgericht
- hadden opgericht
- hadden opgericht
- hadden opgericht
o.t.t.t.
- zal oprichten
- zult oprichten
- zal oprichten
- zullen oprichten
- zullen oprichten
- zullen oprichten
o.v.t.t.
- zou oprichten
- zou oprichten
- zou oprichten
- zouden oprichten
- zouden oprichten
- zouden oprichten
en verder
- ben opgericht
- bent opgericht
- is opgericht
- zijn opgericht
- zijn opgericht
- zijn opgericht
diversen
- richt op!
- richtt op!
- opgericht
- oprichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for oprichten:
Synonyms for "oprichten":
Antonyms for "oprichten":
Related Definitions for "oprichten":
Wiktionary Translations for oprichten:
oprichten
Cross Translation:
verb
oprichten
-
in verticale stand brengen
- oprichten → aufrichten
-
een instelling in het leven roepen
verb
-
(transitiv) etwas dauerhaft einrichten, ins Leben rufen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• oprichten | → eröffnen; gründen; niederlassen; herstellen | ↔ establish — To form; to set up in business |
• oprichten | → niederlassen; gründen; eröffnen | ↔ establish — To found; to institute |
• oprichten | → aufrichten | ↔ rear — to lift, raise etc. physically |
• oprichten | → aufstehen; heben; aufheben; erheben; zücken | ↔ lever — Faire qu’une chose être plus haut qu’elle n’était. |
• oprichten | → heben; aufheben; erheben; zücken | ↔ soulever — lever à une faible hauteur. |
External Machine Translations: