Summary
Dutch to German: more detail...
- verkeer:
- verkeren:
-
Wiktionary:
- verkeer → Verkehr
- verkeer → Verkehr, Personenverkehr, Warenverkehr, Datenverkehr, Begegnung, Verhältnis, Zusammenhang, Eingang, Eintritt, Annahme, Aufnahme, Zusage, Entgegennahme, Empfang, Akzept, Beziehung, Hinsicht, Verbindung, Erzählung, Geschichte, Bekannter
- verkeren → anders werden, sich ändern, ändern, tauschen, umändern, umtauschen, wechseln, umwechseln, anders machen, abändern, umgestalten, umwandeln, frequentieren, umgehen
Dutch
Detailed Translations for verkeer from Dutch to German
verkeer:
-
het verkeer (geslachtsgemeenschap; omgang)
-
het verkeer (vervoer over openbare wegen)
-
het verkeer
Translation Matrix for verkeer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Gemeinschaft | geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer | aansluiting; ambachtsgilde; band; bond; broederschap; burgers; club; connectie; coöperatie; gemeenschap; genootschap; gilde; liaison; link; onderling verband; orde; organisatie; paring; relatie; samenhang; samenwerkingsverband; schakel; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; verband; verbinding; vereniging; verwantschap |
Geslechtsverkehr | geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer | |
Sexualverkehr | geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer | |
öffentliche Verkehrsmittel | verkeer; vervoer over openbare wegen | |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
Datenverkehr | verkeer | |
Netzwerkdatenverkehr | verkeer |
Related Definitions for "verkeer":
Wiktionary Translations for verkeer:
verkeer
Cross Translation:
noun
-
het geheel van verplaatsingen waarbij goederen of personen vervoerd worden
- verkeer → Verkehr
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkeer | → Verkehr; Personenverkehr | ↔ traffic — pedestrians or vehicles on roads or on the air |
• verkeer | → Verkehr; Warenverkehr | ↔ traffic — commercial transportation or exchange of goods |
• verkeer | → Verkehr; Datenverkehr | ↔ traffic — exchange or flux of information, messages or data |
• verkeer | → Begegnung; Verhältnis; Zusammenhang; Eingang; Eintritt; Annahme; Aufnahme; Zusage; Entgegennahme; Empfang; Akzept | ↔ abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage. |
• verkeer | → Beziehung; Hinsicht; Verbindung; Verhältnis; Erzählung; Geschichte; Bekannter; Zusammenhang | ↔ relation — À trier |
verkeer form of verkeren:
-
verkeren (ergens verkeren)
-
verkeren (omgaan met)
Conjugations for verkeren:
o.t.t.
- verkeer
- verkeert
- verkeert
- verkeren
- verkeren
- verkeren
o.v.t.
- verkeerde
- verkeerde
- verkeerde
- verkeerden
- verkeerden
- verkeerden
v.t.t.
- heb verkeerd
- hebt verkeerd
- heeft verkeerd
- hebben verkeerd
- hebben verkeerd
- hebben verkeerd
v.v.t.
- had verkeerd
- had verkeerd
- had verkeerd
- hadden verkeerd
- hadden verkeerd
- hadden verkeerd
o.t.t.t.
- zal verkeren
- zult verkeren
- zal verkeren
- zullen verkeren
- zullen verkeren
- zullen verkeren
o.v.t.t.
- zou verkeren
- zou verkeren
- zou verkeren
- zouden verkeren
- zouden verkeren
- zouden verkeren
diversen
- verkeer!
- verkeert!
- verkeerd
- verkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verkeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
irgendwo verkehren | ergens verkeren; verkeren | |
umsatteln | omgaan met; verkeren | |
umändern | omgaan met; verkeren | inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wijzigen; wisselen |
variieren | omgaan met; verkeren | afwisselen; herzien; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; verwisselen; wijzigen; wisselen |
verkehren | omgaan met; verkeren | ergens zijn; iets omdraaien; kopie trekken; kopiëren; omgaan; omgang hebben met; omhoogkomen; omkeren; opstijgen; optrekken; opvliegen; zich ophouden |
Related Definitions for "verkeren":
Wiktionary Translations for verkeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkeren | → anders werden; sich ändern; ändern; tauschen; umändern; umtauschen; wechseln; umwechseln; anders machen; abändern; umgestalten; umwandeln | ↔ changer — à trier |
• verkeren | → frequentieren; umgehen | ↔ fréquenter — aller souvent dans un lieu. |
External Machine Translations: