Summary
Dutch to German: more detail...
- voorgaan:
-
Wiktionary:
- voorgaan → avancieren, fortschreiten, vorschreiten, vorrücken, befördert werden, aufrücken, vorankommen, vorangehen, voraus sein, vorgehen, zuvorkommen
Dutch
Detailed Translations for voorgaan from Dutch to German
voorgaan:
-
voorgaan (leiding; aanvoeren; aanvoering)
Translation Matrix for voorgaan:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Anführung | aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan | |
Führung | aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan | bestuur; management; politiek; rondleiding; voorsprong |
Leitung | aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan | geleiding; gezichtsrimpel; kabel; kabelleiding; koers; leiding; rimpel; route |
Spitze | aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan | bergspits; bergtop; bovenkant; bovenzijde; culminatie; eerste plaats; franje; gevel; helmpluim; hoogst bereikbare punt; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; kant; kantkloswerk; kantwerk; passement; passementerie; piek; pluim; pui; punt; summum; tonsuur; top; toppunt; torenspits; uitsteeksel; versierende omzoming; versiering van rafels; voorgevel; voorsprong; voorzijde; zenit |
Vorausgehen | aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan | |
Vorgehen | aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan | op komen zetten; oprukken |
Wiktionary Translations for voorgaan:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorgaan | → avancieren; fortschreiten; vorschreiten; vorrücken; befördert werden; aufrücken; vorankommen; vorangehen; voraus sein; vorgehen | ↔ avancer — pousser en avant, porter en avant. |
• voorgaan | → zuvorkommen; vorangehen; voraus sein; vorgehen | ↔ précéder — aller devant ; marcher devant. |