Dutch

Detailed Translations for fout from Dutch to German

fout:

fout [de ~] noun

  1. de fout (abuis; vergissing; misgreep; dwaling; misslag)
    der Fehler; der Irrtum; Versehen
  2. de fout (onjuistheid; feil; incorrectheid)
    der Fehler; der Irrtum; die Falschheit; der Fehlschlag; der Schnitzer
  3. de fout (vergissing; misgreep; misslag; )
    der Fehler; der Irrtum; der Mißerfolg; die Verfehlung; der Mißgriff; Versehen; der Fehlschlag; der Fehlgriff; der Fehlschuß
  4. de fout (misstap)
    der Fehler; der Irrtum; der Fehlschlag; der Schnitzer; Versehen; die Verfehlung; die Fehlschläge; der Fehlgriff
  5. de fout (machinedefect; defect; gebrek; mankement; euvel)
    der Defekt; der Fehler
  6. de fout (bug)
    der Fehler

Translation Matrix for fout:

NounRelated TranslationsOther Translations
Defekt defect; euvel; feil; fout; gebrek; machinedefect; mankement afwijking; gebrek; gemis; handicap
Falschheit feil; fout; incorrectheid; onjuistheid doortraptheid; geniepigheid; gewiekstheid; giftigheid; gladheid; listigheid; onechtheid; sluwheid; snoodheid; valsheid; venijn; venijnigheid; virulentie
Fehler abuis; blunder; bug; defect; dwaling; euvel; feil; fout; gebrek; incorrectheid; machinedefect; mankement; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; onjuistheid; vergissing afgang; blunder; bug; domheid; echec; fiasco; flater; flop; giller; misgreep; mislukking; misser
Fehlgriff blunder; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing afgang; blunder; echec; fiasco; flater; flop; mislukking; misser; nalatigheid; verzaking; verzuim
Fehlschlag blunder; feil; fout; incorrectheid; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; onjuistheid; vergissing afgang; blunder; echec; fiasco; flater; flop; mislukking; misser; wanprestatie
Fehlschläge fout; misstap afgang; blunder; echec; fiasco; flater; flop; mislukking; misser
Fehlschuß blunder; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing afgang; blunder; echec; fiasco; flater; flop; mislukking; misschot; misser
Irrtum abuis; blunder; dwaling; feil; fout; incorrectheid; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; onjuistheid; vergissing blunder; domheid; flater; giller; misgreep
Mißerfolg blunder; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing afgang; blunder; echec; fiasco; flater; flop; mislukking; misser
Mißgriff blunder; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing blunder; flater
Schnitzer feil; fout; incorrectheid; misstap; onjuistheid blunder; domheid; dwalingen; enormiteit; flater; fouten; giller; houtsnijder; misgreep; misstappen; onjuistheden
Verfehlung blunder; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing blunder; flater
Versehen abuis; blunder; dwaling; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing blunder; flater
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
Fehler mislukt
fehlerhaft ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd mislukt; niet echt; ongepast; onkies; onvertogen; vals; verkeerd; vicieus
- onjuist; verkeerd
ModifierRelated TranslationsOther Translations
falsch ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd abuis; achterbaks; arglistig; banaal; bedriegelijk; doortrapt; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; grof; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; link; listig; lomp; met slechte intentie; nagemaakt; niet echt; niet hoog; onecht; onedel; ongepast; onkies; onvertogen; onwaar; plat; platvloers; schunnig; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; ten onrechte; triviaal; tweetongig; uitgekookt; vals; valselijk; verkeerd; vunzig
unrichtig ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd niet echt; ongepast; onkies; onvertogen; vals; verkeerd
verkehrt ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd averechts; binnenstebuiten; faliekant; finaal; hartstikke; helemaal; omgekeerd; ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd; vierkant; volstrekt
verschmitzt ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd adrem; arglistig; bengelachtig; bijdehand; doortrapt; elegant; fijntjes; fijnzinnig; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gracieus; guitig; kwajongensachtig; leep; link; listig; ondeugend; raak; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; sierlijk; slinks; sluw; snaaks; snedig; spotachtig; verfijnd

Related Words for "fout":

  • fouten, foutje, foutjes, foute

Synonyms for "fout":


Antonyms for "fout":


Related Definitions for "fout":

  1. zoals het niet moet1
    • dit antwoord is fout1

Wiktionary Translations for fout:

fout
noun
  1. vergissing, onjuistheid
fout
Cross Translation:
FromToVia
fout irren; [[Fehler machen]] err — make a mistake
fout Fehler error — difference between a measured or calculated value and a true one
fout Fehler error — mistake
fout Ausfall; Misserfolg; Verschlechterung failure — state of condition opposite success
fout unwahr; falsch false — untrue, not factual, wrong
fout Ungenauigkeit inaccuracy — inaccurate statement
fout Fehler mistake — an error (1)
fout falsch; verkehrt wrong — incorrect
fout schlecht; unrecht; ungerecht; unfair wrong — immoral
fout falsch; irrig; irrtümlich; versehentlich; fehlerhaft; Fehl- abusif — Où il y a abus, qui est contraire à l’ordre, aux règles, aux lois.
fout Fehler; Irrtum; Versehen; Verfehlung erreurfaux opinion ; fausse doctrine.

External Machine Translations:

Related Translations for fout