Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: cursus

Dutch and German Translation Search Results for cursus

Summary

Dutch to German: more detail...

cursus:
- Kurs; Unterricht; Lehre; Kursus; Studium; Lehrgang
Wiktionary:
- cursus → Kurs
- cursus → Kurs

Dutch

Detailed Translations for cursus from Dutch to German

cursus:

cursus [de ~ (m)] noun

de cursus (onderricht; onderwijs; les; onderrichting)
der Kurs; der Unterricht; die Lehre
- Kurs [der ~] noun
- Unterricht [der ~] noun
- Lehre [die ~] noun
de cursus (studie; leergang; kursus)
der Kursus; Studium; der Lehrgang; der Kurs
- Kursus [der ~] noun
- Studium [das ~] noun
- Lehrgang [der ~] noun
- Kurs [der ~] noun
de cursus
der Kurs
- Kurs [der ~] noun

Translation Matrix for cursus:

Noun	Related Translations	Other Translations
Kurs	cursus; kursus; leergang; les; onderricht; onderrichting; onderwijs; studie	besturing; gedrag; herleidingskoers; houding; koers; koersnotering; leiding; plan; richting; rijrichting; valuta; wisselkoers
Kursus	cursus; kursus; leergang; studie
Lehre	cursus; les; onderricht; onderrichting; onderwijs	assistentschap
Lehrgang	cursus; kursus; leergang; studie
Studium	cursus; kursus; leergang; studie	bestudering
Unterricht	cursus; les; onderricht; onderrichting; onderwijs	educatie; instructie; lering; les; lesuur; onderricht; onderrichting; onderwijs; scholing

Related Words for "cursus":

cursussen

Related Definitions for "cursus":

aantal lessen die bij elkaar horen¹
- ik volg een cursus om te leren tekstverwerken¹

Wiktionary Translations for cursus:

cursus

noun

eine Lehrveranstaltung, eine Bildungsveranstaltung, ein Abschnitt oder Modul einer solchen Veranstaltung
- Kurs → cursus

Cross Translation:

From	To	Via
• cursus	→ Kurs	↔ course — period of learning

External Machine Translations:

¹Muiswerk Woordenboek